Wonen in de kerk
Tekst: Geertje Bikker is journalist en redacteur. Zo nu en dan gaat haar fantasie met de feiten aan de haal en schrijft ze korte verhalen.
Illustratie Inge Ruth de Jong.
‘Hebben jullie het al gelezen?’ Zwaaiend met een krant komt diaken Kees het vergaderzaaltje achter de kerk binnenlopen. Hij is enthousiast van aard, maar doet zichtbaar zijn best niet al te opgetogen over te komen. Door de deuropening is vaag muziek hoorbaar: wat aarzelende stemmen die een lied zingen, begeleid door een piano. Als Kees de deur achter zich sluit, wordt het weer stil. In het zaaltje zitten kerkrentmeester Pieter, ouderling Wietse en kosteres Eef op hem te wachten. Op tafel staat een dienblad met een paar thermoskannen, kopjes en een schaaltje zelfgebakken koekjes.
Het bericht over de dreigende uitzetting van het asielzoekersgezin dat al jaren trouw kerkelijk meeleeft, zorgde voor veel beroering in hun gemeente. Hún Amir en Noor, terug naar hun land van herkomst, waar ze ooit vandaan zijn gevlucht om hun leven te redden? En hun kinderen dan, die beiden in het midden van de gemeente gedoopt zijn? Ze spreken de taal van dat land niet eens.
Kees, een man met een groot hart voor kwetsbare mensen en veel energie, kwam na het bericht met het idee om kerkasiel te bieden. In korte tijd wist hij de gemeente voor zijn initiatief te winnen. Een gemeenteavond die begon met een Bijbelstudie over de barmhartige Samaritaan gaf daarbij de doorslag. De tegengeluiden die er waren, praktisch maar ook wel principieel van aard, verstomden. ‘Als God ons ertoe roept om dit te doen, dan zal Hij zorgen voor wat nodig is, dag na dag,’ zei Wietse aan het einde van die gemeenteavond.
Voor een uitgewerkt actieplan, laat staan voor een begroting, was geen tijd; ze waren gewoon begonnen. Kees, Pieter, Wietse en Eef vormden de werkgroep die alles in goede banen moest leiden. Een van de vergaderzalen werd omgetoverd tot een verblijfs- en slaapruimte. Voor de voor deze opvang vereiste dag en nacht-doorgaande dienst, werden in het koor van de kerk een keyboard, een katheder en een paar rijen stoelen neergezet.
WhatsApp
Volg Vrouw tot Vrouw nu ook via WhatsApp! Klik daarvoor op deze link.
De eerste dagen was iedereen enthousiast en eensgezind. Mensen stonden haast in de rij om de dienst gaande te houden en voor de catering en de schoonmaak te zorgen. Inmiddels begint het echter te piepen en te kraken. Het wordt lastiger om ervoor te zorgen dat er op alle uren van de dag voldoende mensen zijn. Weggeduwde bezorgde gedachten worden hardop uitgesproken. ‘De stookkosten zullen de spuigaten wel uitlopen, kunnen we dat wel opbrengen?’
‘Waar zijn we aan begonnen, hoe lang houden we dit nog vol?’
Ook in de eensgezindheid van de werkgroep zijn scheurtjes gesprongen. De vragen die in de gemeente leven, houden ook hen in toenemende mate bezig. Wietse vraagt zich af of Amir en Noor door het kerkasiel niet ten onrechte hoop krijgen. Pieter ligt wakker van de oplopende kosten. Eef, verantwoordelijk voor de vrijwilligers, zit met de handen in het haar, omdat ze haar roosters nauwelijks meer rond krijgt.
Alleen Kees blijft optimistisch en oplossingsgericht als altijd. Tijdens het vorige overleg van de werkgroep vertelde hij dat hij op eigen initiatief contact met de media had gezocht. Publiciteit zou de zaak van Amir en Noor goed doen, dacht hij.
Die actie viel bij de anderen niet goed. ‘Had je dat niet van tevoren even kunnen overleggen?’ zei Pieter die zich zichtbaar stoorde aan Kees’ eigenmachtige optreden. Eef was bang voor negatieve reacties uit het dorp: ‘Waar is het goed voor om onszelf zo in het middelpunt te zetten?’ ‘Laten we er maar het beste van hopen,’ suste Wietse de gemoederen.
Kees gaat zitten. Hij legt de krant opengeslagen op tafel. ‘Een halve pagina is het geworden. Kijk, met een mooie foto erbij.’ ‘Zo, dat is niet mis,’ reageert Wietse. ‘Ik heb de krant nog niet gezien, maar je lijkt tevreden?
’Meer dan, toen ik die verslaggeefster te woord stond, vroeg ik me af of het wel goed zou komen. Ik vond haar nogal kritisch. Maar ze heeft het heel goed verwoord,’ zegt Kees. Hij pakt de krant op en laat zijn ogen over de pagina glijden. ‘Hier, deze zin bijvoorbeeld. ’Hij citeert: ‘Het is onze heilige plicht om barmhartig te zijn.’ ‘Prachtig geformuleerd, toch?’
‘Dat heb je mooi gezegd ja,’ zegt Eef. Ze steekt haar hand uit om de krant aan te pakken. ‘Hopelijk pakt het goed uit, vooral voor Amir en Noor. Je maakt me wel nieuwsgierig. Waar was die journaliste kritisch over?’
‘Nou, de voor de hand liggende dingen. Ze zet er vraagtekens bij of het moreel wel juist is dat een kerk tegen het beleid van de overheid in gaat, en ze schrijft dat het haar een zware last lijkt voor een kleine gemeente als de onze: 24 uur per dag een kerkdienst gaande houden, de verantwoordelijkheid voor het gezin, alle mensen vinden die nodig zijn om dat voor elkaar te krijgen.’ ’Dat heeft ze dan goed opgemerkt,’ meent Pieter. ‘Precies de punten waar we zelf mee zaten.’
‘Mee zitten,’ zegt Eef. ‘Ik vraag me steeds vaker af of we er wel aan hadden moeten beginnen. Je ziet dat het Amir en Noor goed doet: de aandacht en de gezelligheid, maar we weten niet of ze uiteindelijk wel of niet een status krijgen: dat is niet aan ons. Als we dit kerkasiel nog maanden vol moeten houden …’

Haar telefoon bliept; ze werpt er een snelle blik op en zucht. ‘Nee, hè. Nog een vrijwilliger die zich afmeldt. Ze moet onverwacht met haar oude vader naar het ziekenhuis. Dat kan gebeuren natuurlijk, maar zo gaat het de laatste dagen steeds.’
Kees trekt het dienblad naar zich toe en pakt een van de thermoskannen op. ‘Laten we elkaar niet de put in praten,’ zegt hij. ‘We hebben deze stap in vertrouwen en in gebed genomen. Dan mogen we er ook op hopen dat God zal voorzien in alles wat er nodig is. Iemand zin in koffie? Thee misschien?’ Er worden kopjes koffie en thee doorgegeven. Het schaaltje met koekjes gaat rond. ‘Noor heeft ze vanmorgen gebakken,’ zegt Wietse. ‘Ze doen erg hun best om een steentje bij te dragen, zij en Amir,’ vindt Eef. ‘Maar Kees, als ik nog even terug mag komen op wat je net zei …’
Ze houdt van schrik haar mond als de telefoon in de hoek van het vergaderzaaltje plotseling luid overgaat. ‘Zal ik opnemen?, stelt Pieter voor terwijl hij opstaat, zijn stoel aan de kant schuift en naar de telefoon loopt. ‘Goedenavond, met Pieter, euh, van de Dorpskerk van Plaspolder.’ Waar kan ik u mee van dienst zijn?’
Er volgt een kort gesprek, waarbij vooral de persoon aan de andere kant van de lijn aan het woord is. Pieter beperkt zich tot ‘Dat klopt, ja. Inderdaad, daar spreekt u mee. Dat zou fantastisch zijn. Hoe was uw naam ook weer?’ en ‘Nogmaals bedankt en dan spreken we elkaar morgen.’
Hij pakt een papiertje, kijkt naar het display van de telefoon en maakt snel een paar notities. ‘Moment, hoor, even het telefoonnummer opschrijven,’ zegt hij tegen de rest van de werkgroep, die hem nieuwsgierig aankijkt.
Hij gaat weer zitten en kijkt de kring rond. ‘Jullie raden nooit wie dat was.’ Als niemand wat zegt: ‘De voorzitter van de diaconie van de Grote Kerk in Middenmeer. Ene Netty of Letty, als ik het goed heb. Ze belde vanwege dat artikel. Ze voelt zich geroepen om ons te helpen, zei ze, ze dacht dat we wel assistentie konden gebruiken, omdat die verslaggeefster er zo de nadruk op legde dat we maar met weinig mensen zijn. Ze gaat vanavond nog overleggen in haar gemeente. Ze klinkt nogal doortastend, dus dat komt vast goed.’
Ze kijken elkaar verbaasd aan. ‘Is dit gebedsverhoring? Ik geloof mijn oren niet,’ zegt Eef. ‘Extra mensen erbij: dat is zo’n pak van m’n hart.’ ‘Er zit een les in,’ meent Wietse. ‘Gods wegen zijn anders dan de onze.’
Kees blijft even stil. ‘Zouden we het niet als een bevestiging mogen zien? Dat we de juiste stap hebben gezet door Amir en Noor onder onze hoede te nemen?’ Hij pakt zijn kopje en drinkt de laatste slok koude koffie op.