- Gepubliceerd door
- Vrouw tot Vrouw
- Gepubliceerd op
- 13 januari 2022
- Categorieën
- Artikelen
- Link in bio
- Magazine
Onze identiteit is in Christus. Dát leer je van de wereldwijde kerk
Tekst Jacobi de Wildt Rentier – Foto’s Jonneke Oskam
Vanaf de bank in haar woonkamer heeft ze prachtig uitzicht over het Dordtse water. ‘Een heerlijke plek, dat hoekje. Daar begin ik graag mijn dag.’ Een gesprek met Rina Molenaar (48), directeur-bestuurder van Woord en Daad, over haar verlangens, rampen in Haïti en de momenten waarop ze helemaal zichzelf kan zijn.
Koffie, vers geplukte muntthee en door neefjes en nichtjes zelfgebakken koekjes. De menukaart in huize Molenaar weerspiegelt iets van haar karakter. ‘Ik geniet ervan als mijn neefjes en nichtje over de vloer komen. Dan ben ik in mijn element. Ik houd van kinderen. Soms denken mensen dat ik mijn werk bén, maar dat is echt niet zo. Familie is belangrijker dan werk.’
Het thema van dit nummer is verlangen. Kun je omschrijven waar je zelf naar verlangt?
‘Ik geniet erg van verbondenheid met familie en vrienden. Het praten over diepere drijfveren in het leven. Als je wat ouder wordt, merk je dat vriendschappen duurzaam zijn als je over de kern van het leven kunt praten. Dat bindt samen. Ik word dagelijks geconfronteerd met vreugde én verdriet. In het klein en in het groot. Vreugde en verdriet in de familie komt dichtbij, in mijn werk bij Woord en Daad gaat het over wereldproblemen. Je komt het overal tegen. Als je dan vraagt: wat is je verlangen, dan verlang ik echt naar de wederkomst. Als je op je in laat werken wat er in de wereld gebeurt, in Afghanistan, Ethiopië en Haïti … De wereld kreunt en roept om vernieuwing. Het verlangen naar de wederkomst stijgt boven alles uit.’
Dat verlangen naar de wederkomst, is dat door de jaren heen sterker geworden?
‘Ik merk dat er steeds meer dingen gebeuren in de wereld. Denk bijvoorbeeld aan Haïti, het land werd afgelopen zomer getroffen door een aardbeving. Maar in 2010 vond er ook een grote ramp in dat land plaats. De lokale bevolking dacht dat de wederkomst van Jezus letterlijk was aangebroken, óók ongelovigen dachten dat. Het gebied dat afgelopen zomer getroffen werd, is daar opnieuw erg mee bezig. Waarom weer Haïti? Toen ik daar in 2010 was, zeiden de mensen zelf: God is op Zijn eer uit. Christenen zagen dat door de voodoo, een veel voorkomende godsdienst in Haïti, ook de zwarte magie wordt aangehangen. ‘God heeft hier iets mee te zeggen, deze ramp gebeurt niet zomaar’, zeiden ze.’
Vlak na de aardbeving van 2010 was je in Haïti. Hoe was dat?
‘Het land was een grote chaos. Maar wat me ook bijblijft: het geloof van christenen daar. De ramp raakte ook aan het werk van Woord en Daad omdat – anders dan nu – onze partners geraakt waren. Ook hun gebouwen en families waren getroffen en daardoor kwam het leed extra dichtbij. De voornaamste reden voor mijn bezoek aan Haïti was het kinderboek dat ik schreef. Voor dit boek ging ik ook op bezoek bij een voodoo-priester. Dat was spannend want de macht van de boze is sterk. Dat maakte ons voorzichtig. Het voodoo-geloof is erg gericht op het verklaren van gebeurtenissen. Ik vroeg aan deze man hoe hij dan deze aardbeving kon verklaren. Zijn antwoord: ‘Dat is de grote God, daar heb ik geen verklaring voor.’ Deze gebeurtenis steeg dus boven zijn macht en verklaringsvermogen uit.
Iedere maandag hebben we als collega’s op kantoor een weekopening. Ik herinner me een weekopening in 2010 toen de aardbeving in Haïti net plaats had gevonden. Ik was aan de beurt om de weekopening te leiden en las Genesis 1 en een gedeelte uit Openbaring, waar het gaat over de pas geschapen, volmaakte aarde en de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Uit die gedeelten spreekt een enorme hoop. Toen ik het gebed deed, schoot ik vol. Ik was er emotioneel erg bij betrokken. Dat was een ongemakkelijk moment, maar het geeft wel aan waar het in dit leven om draait: wat er ook gebeurt, het staat in perspectief.’
Je bent nu een aantal jaar bestuurder van Woord en Daad: raakt het werk je nog steeds weleens zoals toen?
‘Ik praat regelmatig met mensen uit de achterban en ik bezoek geregeld projecten. En echt, dat laatste went nooit. Natuurlijk raakt de ene reis mij meer dan de andere. Ik herinner me een reis naar een bordeel in Bangladesh, waar vrouwen zich te koop aanbieden en niet weten hoe het is om kind te zijn, omdat ze door hun ouders zijn verkocht. Of een reis naar Shalla, een enorm arm en droog gedeelte van Ethiopië, waar je de armoede ruikt. Dat gaat in je zitten. Woord en Daad werkt op plekken die veel anderen maar ingewikkeld vinden. Zo ook in Shalla. We hebben elkaar en de gemeenschap beloofd dat we ons best willen doen om deze gemeenschap te helpen. We hebben een put geboord en leggen waterleidingen op een plek waarvan anderen zeiden dat het niet kon. De blije gezichten van de bevolking die het water uit de net geslagen put zien spuiten … daar doe je het voor. Tegelijkertijd zoeken we naar manieren om hun veerkracht te stimuleren en ze niet in een ‘help-mij-modus’ te laten. We denken dan met hen na over de vraag: Wat gaan jullie doen nu je meer tijd overhoudt, omdat je niet zo ver meer hoeft te lopen voor drinkwater? Wat gaan jullie nu zélf ontwikkelen?’
Wat hoop je op je werk richting collega’s uit te stralen?
‘Ik hoop dat ze mij zien als een kwetsbaar mens die het bij God zoekt. Meer ook niet. Dat heb ik door de jaren heen geleerd, zeker nu ik bestuurder ben. Zeggen wat je moeilijk vindt bijvoorbeeld, dat wordt enorm gewaardeerd. In week- en jaaropeningen laat ik in mijn hart kijken. Vertrouwen vind ik heel belangrijk, ik hoop dat mijn collega’s ervaren dat ik hen veel vertrouwen geef. We hebben een hele fijne en gedreven staf, maar je mag ook fouten maken. Mensen sommen weleens de verantwoordelijkheden op die ik heb als bestuurder. Dan kan ik het benauwd krijgen. Natuurlijk ben ik eindverantwoordelijke, maar we doen het echt met elkaar. Je moet wel durven anderen kritisch op je te laten zijn.
Als je vrijgezel bent zoals ik, moet je je weleens laten corrigeren anders word je een onuitstaanbaar mens. Ik vraag collega’s ook om op een vriendelijke manier te zeggen dat iets anders kan. Hoewel ik besef dat zoiets voor sommigen ook spannend is. Maar toch, als een deel van de collega’s dat doet, gaan anderen wel mee. Ook in mijn familie zijn we, als het moet, positief kritisch op elkaar. Ik kom uit een groot gezin waarin we onderling vrij direct zijn.’
Op welke manier sturen je verlangens je keuzes?
‘Ik vind verlangen best een groot woord. Ik spreek liever over hoop – dat klinkt voor mij verticaler. Als ik terugkijk op mijn leven, kijk ik naar de achterkant van Gods borduurwerk. Natuurlijk maak ik keuzes, maar veel dingen overkomen mij ook. Het is voor mij bepalend om te kijken waar ik mijn talenten het beste kan inzetten. Dat doe ik door in gebed te gaan, maar … ik krijg geen briefjes uit de hemel. Ik probeer afhankelijk te leven. De bagage die ik meedraag, na alle reizen die ik gemaakt heb, sturen mijn keuzes wel. Zo heb ik eigenlijk een nieuwe keuken nodig. Maar als ik terugkom van een reis naar Burkina Faso, is die keuken ineens niet zo nodig meer. Mijn familie zet mij dan plagend op scherp. Je moet ook dat soort keuzes voor jezelf en voor God kunnen verantwoorden. Tegelijk heb ik geleerd om te genieten van dingen, zodat je er daarna weer voor anderen kunt zijn. Het is goed om je te realiseren dat er op aarde grote verschillen zijn, maar met nuchterheid. Waar ik me sterk van bewust ben, is dat ons leefgedrag in het westen bepalend is voor onze naaste ver weg.’
Kun je dat laatste uitleggen?
‘We hebben van God de hoge opdracht gekregen om de aarde te bebouwen en te bewaren. Als christenen is het onze opdracht om ons daaraan te spiegelen. Daar ligt ook een taak voor predikanten, het is belangrijk dat dit benoemd wordt en dat we met elkaar in gesprek blijven over hoe we met Gods schepping omgaan.’
Je hebt een drukke, verantwoordelijke baan. Op welke manieren ontspan je?
‘Ik geniet er enorm van als er neefjes en nichtjes over de vloer komen. Ik vind het heerlijk om op zaterdag druk te zijn met die kinderen. Doordeweeks leid ik altijd, samen met mijn zus, een Bijbelclub in een gezinsvervangend huis voor andersbegaafden. Als ik daar binnenkom en de gehandicapten begroeten me, dan valt alles van me af. Voor hen ben ik gewoon ‘Rina Bijbelclub’. In onze kerkelijke gemeente ben ik actief binnen de kinderclub. Die schoffies uit de binnenstad, daar bouw ik langzaam en door de jaren heen een band mee op. Een meisje dat ik daar heb ontmoet, logeert hier af en toe. Veel van die kinderen hebben nooit liefde gekend.’
Is je verlangen door de jaren heen veranderd?
‘Ja, omdat ik veel meer heb gezien. Ik leer ook veel van christenen wereldwijd, vooral over waar het in de kern om gaat. Tijdens een van mijn reizen sprak ik een vrouw die zei: Our identity is in Christ – onze identiteit is in Christus. Dát leer je van de wereldwijde kerk, een cadeau dat ik in mijn leven heb gekregen. Ik zag dat niet zo diep, maar door wat je meemaakt, kan er veel in het leven schudden. Je kunt veel geven, maar het is leeg als je de hoop niet hebt. Onze identiteit is in Christus: dat geeft moed en zekerheid.’