• Gepubliceerd door
  • Vrouw tot Vrouw
  • Gepubliceerd op
  • 10 oktober 2024

Voorzienigheid: vertrouwen én verantwoordelijkheid

Tekst: Ds. J. Domburg

Wat doe je op de kruispunten van je leven? Durf je bepaalde keuzes uit handen te geven in Zijn handen? Of willen we onze levensweg in eigen hand houden? Hoe zit het eigenlijk met Gods leiding en zorg? Wat leidt de Heere God allemaal? Waar zorgt Hij voor? En hoe verhouden zich Gods voorzienigheid en onze verantwoordelijkheid tot elkaar?

De HEERE zal erin voorzien

Het werkwoord ‘voorzien’ komt in relatie tot de HEERE maar een enkele keer voor in de Bijbel, namelijk in Genesis 22:8 en 14. Als Izak zijn vader vraagt naar het offerlam, zegt Abraham: ‘God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon.’ Dit vertrouwen wordt niet beschaamd. Niet Izak wordt geofferd, maar een ram die bij de offerplaats verstrikt zat tussen de struiken. Daarom krijgt deze plaats de naam: ‘De HEERE zal erin voorzien.’ Het is belangrijk te beseffen dat het in deze context niet direct gaat om ‘vooruitzien’ in de betekenis dat de Heere God van tevoren al weet wat er in de tijd precies gebeuren gaat. Natuurlijk weet de HEERE alles. Hij overziet al onze dagen (Ps. 139:16, vergelijk Hebr. 11:40). Maar het woord ‘voorzien’ betekent in dit verband allereerst ‘erin voorzien’. De HEERE zorgt Zélf voor het offer. Dit wordt ten diepste waarheid in het offer van Christus voor onze eeuwige redding. Het ene offer ter verzoening van onze zonden en schuld aan het kruishout op Golgotha.

Hij onderhoudt Zijn schepping

Psalm 93 zingt het belijdend uit dat het de HEERE is Die regeert. Als hoogste Majesteit heerst Hij als Koning over de hele schepping. Als het gaat over Gods leiding en zorg over alle dingen, spreken we over Zijn ‘voorzienigheid’. Daarmee wordt bedoeld dat de levende God de wereld en haar geschiedenis persoonlijk leidt, onderhoudt en bewaart.

Nu komt het woord voorzienigheid in de Bijbel niet voor. Maar de inhoud daarvan komen we op elke bladzijde van Gods Woord tegen. Na de schepping heeft de HEERE Zich immers niet teruggetrokken. De schepping beweegt zich niet voort in eigen kracht, zoals een horloge doortikt zonder horlogemaker (deïsme). Maar God is actief en persoonlijk op de hele geschapen werkelijkheid betrokken. In Psalm 104 wordt dat prachtig bezongen. De Heere bestuurt wind en regen. De dieren worden door Hem gevoed. Licht en duisternis wisselen elkaar door Hem af. Ook de wisseling van de seizoenen komt door Zijn zorg. De schepping is geheel afhankelijk van de vernieuwing door Gods Geest.

Hij leidt ons mensen en de geschiedenis

Niet alleen de natuur is in Zijn hand. De HEERE regeert en leidt ook de mensheid en de geschiedenis. Vanuit de hemel ziet Hij alle mensen op aarde (Ps. 33). Amos 9:7 spreekt ook over Zijn gang met volken. Zoals Israël is geleid uit Egypte, zo heeft Hij de Filistijnen uit Kaftor en de Syriërs uit Kir geleid. Te midden van alle tumult van het leven en de wereld wil de HEERE in Zijn voorzienigheid voor Zijn kinderen zorgen. In de Bergrede waarschuwt de Heere Jezus voor overbezorgdheid ten aanzien van eten en drinken. Let eens op hoe God voor het gras en de bloemen van het veld zorgt. Nog veel meer zal Hij voor ons zorgen (Matt. 6:25-34). Bij de uitzending van Zijn discipelen zegt de Heiland iets soortgelijks. De discipelen wacht een zware opdracht. Maar, ze hoeven niet bang te zijn. Ze zijn geroepen om op de HEERE te vertrouwen. Alles is immers in Zijn handen. Zonder Hem valt zelfs een onbeduidend musje niet ter aarde. God heeft zelfs al hun hoofdhaar geteld (Matt. 10:28-31, vergelijk NGB, art. 13).

Het kwade kan meewerken ten goede

Ook in het kleine, schijnbaar alledaagse, kunnen we Gods leiding in de Bijbel tegenkomen. Denk aan de geschiedenis van Jozef (Gen. 37-50). Jakob stuurt hem naar het dal van Sichem om naar de welstand van zijn broers en de kudde te vragen. De broers zijn echter nergens te bekennen. Jozef dwaalt rond op het veld. Dan komt hij ineens een man tegen (Gen. 37:15). Beter gezegd: die man treft hém aan. Wie is die man? Waar komt hij vandaan? Is het een engel? Deze geheimzinnige man die ineens opduikt wijst Jozef op Dothan, want daar zijn de broers nu aan het weiden. Wat als Jozef deze man nooit tegen het lijf was gelopen? Waarschijnlijk was hij dan huiswaarts gekeerd. Dan zou Jozef niet door zijn broers als slaaf zijn verkocht en naar Egypte zijn gebracht. Zo zijn er in de Jozef-geschiedenis vele schijnbaar ‘toevallige’ gebeurtenissen die er uiteindelijk toe leiden dat hij onderkoning wordt. Hierin merken we Gods verborgen leiding. Door Zijn voorzienigheid is er in Egypte voedsel in overvloed. Zo worden Jakob en zijn huishouden gered van de hongerdood. Ten aanzien van het gedrag van zijn broers is het Jozef zelf die aan het einde van deze geschiedenis deze conclusie trekt. Zijn broers hebben door hun afgunst en mensenhandel kwaad tegen hem bedacht. Maar God heeft dat ten goede gedacht. Om heel de familie in leven te houden (Gen. 50:20). Daarop voortbordurend zegt Paulus in Romeinen 8:28: ‘En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede …’

Voorzienigheid en verantwoordelijkheid

Als de HEERE de schepping en ons leven regeert en leidt, dragen wij dan nog verantwoordelijkheid? Kunnen wij dan nonchalant achteroverleunen? Het antwoord is: ja, wij dragen verantwoordelijkheid. Nee, we kunnen niet lijdzaam ons leven leiden. Al vanaf het begin van de schepping draagt de mens verantwoordelijkheid. De Heere God zette de mens immers in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden (Gen. 2:15). Gods voorzienigheid en de menselijke verantwoordelijkheid staan dus niet op gespannen voet met elkaar. Ze sluiten elkaar juist in. Als het gaat om ons dagelijks brood, zegt A.A. van Ruler: ‘Wij blijven ook in onze meest ingespannen bezigheid steil en diep afhankelijk van God. Hij moet onze arbeid gebruiken en zegenen, anders geeft het ons niets. […] Deze twee: de stoere en noeste arbeidzaamheid en de steile en diepe afhankelijkheid behoren onlosmakelijk bij elkaar.’ Dat geldt ook voor onze dagelijkse veiligheid. Zo noemt Psalm 121 de HEERE onze Bewaarder. Tegelijk vinden we in Deuteronomium 22:8 een gebod dat er op het dak van elk huis een hekwerk moet staan. Om valpartijen te voorkomen en mensenlevens te bewaren.

whatsapp logo pngWhatsApp
Volg Vrouw tot Vrouw nu ook via WhatsApp! Klik daarvoor op deze link.

Het raadsel van het kwaad en de zonde

We kunnen niet zeggen dat al het kwaad in de wereld Gods directe wil is. Met artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijden we stellig dat God niet de auteur is van de zonde. Daar heeft Hij geen schuld aan. In de zondeval en in het bestaan van alle duisternis en kwaad zit iets raadselachtigs. Met eerbied gesproken: God keek op het moment van de zondeval niet toevallig de andere kant op. Het is niet buiten Hem omgegaan. Hij heeft het toegelaten. Wij krijgen hier de vinger niet achter. Als we persoonlijk worden getroffen door kwaad en leed, kan dat aanvechting, benauwdheid en verdriet geven. Tot onze troost is er in Gods Woord brede ruimte voor de klacht. In Psalm 22 ervaart David grote rampspoed. In diepe ellende klinkt het gebed: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?’ (vers 2). In Zijn lijden en sterven heeft Christus deze woorden op de lippen genomen (Matt. 27:46, Mar. 15:34). Ook wij mogen zo keer op keer tot God gaan met ons verdriet. Hopend op Zijn verlossing. Pleitend op Zijn beloften. In de wetenschap dat niets ons kan scheiden van Gods liefde in Christus (Rom. 8:38-39).

God is toch liefde?

Vandaag leven we in een mondige samenleving. De mondige mens kan de neiging hebben om scherpe verwijten te maken: ‘Hoe kan al dat kwaad gebeuren? God is toch liefde?’ Denk bijvoorbeeld aan de huiveringwekkende Holocaust. Dit zijn soms zeer begrijpelijke vragen. Maar, zoals gezegd, wij kleine mensen kunnen hier niet bij. Net zoals Job na al zijn lijden kunnen wij Gods wegen niet doorgronden. Paulus kon dat evenmin. De apostel doorgrondt Gods weg met Israël niet. Wat doet hij? Aan het einde van Romeinen 11 komt hij tot kleinheid en aanbidding: ‘O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!’ (Rom. 11:33) Laten we, in al onze zorgen en vragen, biddend en afhankelijk, die houding proberen aan te nemen. De houding van kinderlijk vertrouwen en aanbidding.

Keuzes op kruispunten

Geregeld wordt een mens op kruispunten van zijn levensweg gesteld voor keuzes. Hoe kunnen Gods voorzienigheid en de menselijke verantwoordelijkheid zich praktisch tot elkaar verhouden in situaties waarin beslissingen moeten worden genomen? Daarvoor kan een voorbeeld uit Ezra en Nehemia een illustratie zijn. Deze Bijbelboeken horen bij elkaar. Ze hebben dezelfde historische achtergrond. Het is de tijd waarin de zeventig jaar van de Babylonische ballingschap erop zitten. Gods volk mag terug naar Israël, het Beloofde Land. Ezra en Nehemia maken los van elkaar de tocht van Babel naar Jeruzalem. Dit is een tocht vol gevaren. In Ezra 8:21-22 lezen we het volgende:

‘Toen riep ik daar bij de rivier Ahava een vasten uit, om ons te verootmoedigen voor het aangezicht van onze God en om Hem om een voorspoedige reis te verzoeken voor ons, voor onze kleine kinderen en voor al onze bezittingen, want ik schaamde mij ervoor om van de koning een leger en ruiters te vragen om ons te helpen tegen de vijand onderweg. We hadden immers tegen de koning gezegd: De hand van onze God is ten goede over al wie Hem zoeken, maar Zijn kracht en Zijn toorn is over al wie Hem verlaten.’

Maar let nu eens op Nehemia 2:9:

‘Toen kwam ik aan bij de landvoogden van het gebied aan de overzijde van de rivier en gaf hun de brieven van de koning. De koning had legerofficieren en ruiters met mij meegestuurd.’

Ezra en Nehemia maken los van elkaar dezelfde reis met allerlei gevaren. Ezra schaamt zich ervoor om soldaten mee te vragen om hen te beschermen, want hij vertrouwt op God. De HEERE zal Zijn mensen veilig in Jeruzalem brengen, dwars door de gevaren heen. Wat lezen we echter bij Nehemia? Hij laat zich over dezelfde route wél begeleiden door legerofficieren en ruiters om hem en zijn gezelschap op de reis te beschermen. Kort gezegd: Ezra vertrouwt geheel op Gods voorzienigheid en gebruikt geen middelen ter bescherming. Bij Nehemia zien we wél middelen ter bescherming. Daarin mogen we óók Gods voorzienigheid zien.

Het gelovig zoeken van Gods aangezicht

In situaties waarin er bijzondere beslissingen moeten worden genomen, is het Bijbels gezien geoorloofd om van legitieme en beschikbare middelen gebruik te maken. Dat zijn middelen waarin God voorziet. Maar, het kan ook legitiem zijn om geen gebruik te maken van deze middelen, als dit een persoonlijke beslissing is voor Gods aangezicht. Precies zoals Ezra en Nehemia vanuit hetzelfde geloof, op eenzelfde reis, andere keuzes hebben gemaakt. Voor ons is het belangrijk om voor al onze keuzes op onze levensreis voortdurend in geloof Gods aangezicht te zoeken. Om geleid door Zijn Woord en Geest op zoek te gaan naar Zijn wil voor heel onze aardse levensreis. In het vertrouwen dat Hij Zijn volk als Herder dwars door alles heenleidt naar het hemelse Beloofde Land (Ps. 80).