• Gepubliceerd door
  • Vrouw tot Vrouw
  • Gepubliceerd op
  • 27 december 2021

Is er hoop voor ontspoorde verlangens?

Tekst: Herman Paul
Foto: Koos van Noppen

Twee boeken, twee heel verschillende soorten verlangens, wat hebben ze ons te zeggen? 

In een Fries vakantiehuisje las ik afgelopen zomer twee boeken die niet vaak naast elkaar in de kast zullen staan: De jaren van Annie Ernaux en De rozentuin van Johann Herolt. Het lijkt, op het eerste gezicht, alsof het eerste boek alles prijst waar het tweede tegen waarschuwt. De jaren vertellen namelijk het levensverhaal van een Franse schrijfster die opgroeide in de jaren vijftig en zestig. Kerkelijke regels en plattelandsgewoonten ervoer ze als een keurslijf. Als tiener keek ze het liefst naar films die de kerkelijke censuur ‘onzedelijk’ vond. Ze droomde van jongens, van modieuze kleren, van sigaretten die nonchalant uit haar mond zouden bungelen, als blijk van vrijheid en onafhankelijkheid. 

Natuurlijk bleek de werkelijkheid een tikje taaier: voor Ernaux het wist, had ze een huisje, een boompje en een beestje. Maar zo gesetteld als haar ouders waren, zou Ernaux nooit worden. Ze bleef dromen, zo niet van bewonderende blikken en nachtelijke avonturen, dan wel van geluk, comfort en ‘erbij horen’. Aan de consumptierevolutie van de jaren zestig deed ze volop mee. Een koelkast, een televisie en een Renault 4CV voor de deur waren symbolen van succes, net als een verhuizing naar de buitenwijken van Parijs – de stad waar iedereen zich mijlenver verheven voelde boven de ‘provincie’. 

Johann Herolt, mijn tweede auteur deze zomer, zou van zo’n leven gegruwd hebben. De rozentuin (eigenlijk moet ik zeggen: The Rose Garden, een Engelse vertaling van een Duitstalig manuscript) is een verzameling preken die Herolt in 1436 hield voor de nonnen van het Katharinaklooster in Nürnberg. Het leven dat hij deze vrouwen voorhield, draait niet om avontuur en succes, maar om godsgeloof en goede werken. In beeldende taal stelt Herolt, een dominicaner monnik, dit christelijke leven voor als een rozentuin. Elk detail, van de muur om de tuin tot de vruchtbare aarde die de roos laat ontluiken, staat symbool voor een christelijke deugd. Net als in De jaren zijn ogenschijnlijk gewone dingen dus geladen met betekenis. Maar terwijl Ernaux zoekt naar wat progressief en modern is, duidt Herolt de wereld in termen van zonde en deugd. 

Erbij horen
Elk op hun manier raken de twee boeken aan het thema van dit nummer: verlangen. Herolt spoort de nonnen van Nürnberg aan tot een deugdzaam, christelijk leven. Daartoe geeft hij de vrouwen twee adviezen. Het eerste is: richt je aandacht op Christus. Laat Hem in je hart wonen, zodat het geloof in je leven vrucht gaat dragen. Het tweede advies is de keerzijde hiervan: ontvlucht alles en iedereen die je bij Christus vandaan houdt. Onderdruk je zondige neigingen (‘alle unordenliche hicz die uns zu neigt zu den sunden’, zegt de Duitse tekst: alle ongepaste hitte die smeulende verlangens in je hart laat ontvlammen en je tot zonde brengt). Herolt spreekt dus niet zozeer over verlangen naar God; hij ziet verlangens vooral als verleidingen die de nonnen krachtig moeten onderdrukken. 

Ernaux daarentegen – het contrast kan bijna niet groter – wordt niet moe te beschrijven hoe elke fase in haar leven haar eigen verlangens kende. Eerst waren het jongens, stiekeme seks en een pick-up met lp’s van Elvis Presley; later werden het een rijtjeshuis, een hifi-installatie en een vakantie in het buitenland. De verlangens waar Herolt en Ernaux over schrijven, zoeken hun vervulling dus in heel verschillende richtingen.

Maar dit is niet het enige wat de twee boeken over verlangen zeggen. Ernaux gaat ook na hoe haar verlangens werden getriggerd. Als ze beschrijft hoe ze als scholier met haar vriendinnen plaatjes uitknipte van Franse fotomodellen, romans las die niet voor kinderen bedoeld waren en liedjes luisterde die op de radio verboden waren, merkt ze op hoeveel dit met haar deed: ‘Het veld van de verlangens en verboden werd onmetelijk groot. De mogelijkheid van een wereld zonder zonde begon te gloren.’ 

Waarom dit aantrekkelijk was? Ernaux’ antwoord is ondubbelzinnig: alles draaide om ‘erbij horen’. Dit was zo op de middelbare school, waar meisjes populair werden als ze Amerikaanse popsongs konden neuriën en hun ouders ‘mijn ouwelui’ durfden te noemen. Maar in het volwassen leven ging het net zo. Over haar verhuizing naar Parijs merkt ze op: we deden het niet omdat we het leuk vonden of omdat het verstandig was, maar omdat zo’n stap liet zien dat je hoorde bij degenen die het ‘gemaakt’ hadden. 

Deze voorbeelden laten drie dingen zien. Het eerste is hoezeer verlangen naar iets tastbaars als een nieuwe keuken kan worden gevoed door een dieper verlangen: erbij horen, niet uit de toon vallen, gezien worden door anderen. Aangezien dit een project zonder einde is, komt het verlangen, in de tweede plaats, niet tot rust als de keuken eenmaal is geïnstalleerd. Spoedig is er weer iets anders nodig – een kleurentelevisie, een caravan – om niet achter te lopen op de rest. Hieruit volgt, ten derde, hoe belangrijk het voorbeeld van anderen is. Ernaux’ verlangens spiegelden zich aan die van haar leeftijdsgenoten en aan de reclame, ‘de culturele instructeur’ die mensen vertelde hoe ze moesten leven om bij de tijd te zijn. 

Verlos ons van de boze
Waarom is het zinnig om als christen niet alleen Herolt, de vrome prediker, maar ook Ernaux, de vrijgevochten feminist, te lezen? Voor zover we in de kerk over verlangens spreken – we zingen er vaker over dan dat we erover praten – gaat het over verlangen naar God (Psalm 63), naar zijn huis (Psalm 42) of naar zijn koninkrijk (Gezang 294). Daarin lijken we op Herolt: we richten onze blik op God en hopen dat ons verlangen naar Hem op zondag en in onze doordeweekse momenten van stilte en gebed zo wordt gevoed, dat het de grondtoon in ons leven gaat worden. Als we merken dat dit tegenvalt, omdat verlangens als die van Ernaux ons niet vreemd zijn, verdubbelen we ons gebed. Met Herolt smeken we: verlos ons van de boze! 

Maar deze bede houdt iets hols zolang ze niet gepaard gaat met kritisch zelfonderzoek. Wat is de boze in ons leven, wat zijn de verlangens die ons leven uit koers brengen en wat triggert deze verlangens? Is het, net als bij Ernaux, een diepgevoelde behoefte ergens bij te horen? Maar bij wie dan en waarom? Al nodigt Ernaux’ boek wat mij betreft niet uit tot imitatie, het kan wel fungeren als een kritische spiegel die tot zelfbezinning uitdaagt. 

Consumptiemaatschappij
Zo’n diagnose – aan welke krachten staan onze verlangens eigenlijk bloot? – lijkt mij nog om een tweede reden belangrijk. Hoewel Herolt zijn preken hield voor een gemeenschap van kloosterzusters, behandelt hij de nonnen als individuen. Het geestelijke leven in de rozentuin draait om de ziel van de enkeling. Met geen woord spreekt de vijftiende-eeuwse prediker over wat Ernaux in haar twintigste-eeuwse context juist opvalt: dat verlangens geen privébezit zijn, maar breed worden gedeeld, in generaties of in een hele cultuur.  

Ik vraag mij af in hoeverre wij erfgenamen van Herolt zijn in de zin dat we liever Psalm 42 zingen (‘Hoe brand ik van verlangen om te komen in uw heiligdom’) dan op Bijbelkring bespreken waarom funda.nl zo’n aantrekkelijke website is. Is het misschien te confronterend om te zien hoezeer wij allen deel uitmaken van een consumptiemaatschappij? Confronterend, niet alleen omdat die maatschappij onze verlangens richt op doelen waartegen het evangelie expliciet waarschuwt (‘al deze dingen zoeken de heidenen’), maar ook omdat onze verlangens blijkbaar zijn verknoopt met een kapitalistisch systeem waartegen we in ons eentje weinig kunnen uitrichten? 

Dit is geen fijne diagnose voor wie hoopt op voortvarende remedies. Als onze verlangens geen privébezit zijn, is onze eigen goede wil niet voldoende om deze verlangens in een goede richting om te buigen. Als onze verlangens voortdurend worden gevoed door medemensen en door wat in onze samenleving geldt als ‘gewoon’, is een focus op de verleidingen waaraan individuen blootstaan te smal. In dit opzicht staat De jaren dichter bij de uitdagingen van onze tijd dan De rozentuin. 

Zonde en genade
Toch doen we met deze conclusie Herolt tekort – en maken we het onszelf te gemakkelijk. Het is immers één ding om te begrijpen hoe onze verlangens worden aangewakkerd, maar een ander wat we hiervan moeten vinden. Hoe gelukkig moeten we zijn met leven dat ons achter anderen laat aanhollen, alsmaar bang om buiten de boot te vallen? Anders dan Ernaux maant Herolt ons tot heilige ontevredenheid. De prediker herinnert ons eraan, dat verlangens naar status, succes en comfort niet bijdragen aan een christelijk leven. Zolang zulke verlangens onze levens domineren, zegt hij, staan we nog buiten de rozentuin.  

De spanning tussen beide boeken is daarom heilzaam. De jaren schetst een realistisch beeld van menselijke verlangens in een consumptiemaatschappij; De rozentuin houdt ons voor hoe ver deze verlangens ons verwijderd houden van wat God van ons verlangt. 

Tegelijk mis ik in beide boeken iets belangrijks: een antwoord op de vraag wat christenen met deze spanning aan moeten. Is er hoop voor ontspoorde verlangens? Het evangelie spreekt van God die zondaars van hun dwaalwegen wil bekeren. Het zegt niet dat mensen hun zonden al in deze bedeling achter zich laten, maar wel dat er hoop is voor wie zijn vertrouwen stelt op Jezus Christus. Omdat Hij het kwaad verslagen heeft, zal de zonde eens voorgoed verleden tijd zijn. 

Met ontspoorde verlangens is het niet anders. Terecht spoort Herolt ons aan te strijden tegen zondige verlangens. Maar als we desondanks meer op Ernaux blijven lijken dan ons lief is, wijst het evangelie ons op Christus. Als Hij terugkomt, zal Hij aan alle ontsporing een einde maken. 

Gespreksvragen:

  1. Paul noemt verschillende soorten verlangens. 
    1. Welke soort(en) verlangen(s) herken je bij jezelf?
    2. Zie je daarin een ontwikkeling in de loop van de tijd? 
    3. Herken je wat hij schrijft over het ontsporen van je verlangens?
    4. Hoe ga jij daarmee om?
  2. Hoe kunnen we in onze christelijke gemeente elkaar helpen in het ontwikkelen van gezonde, christelijke verlangens?
  3. Hoe kunnen we elkaar helpen te strijden tegen ontspoorde verlangens en/of ze te voorkomen? 

Herman Paul is hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en auteur van twee boeken over secularisatie van verlangens: De slag om het hart (2017) en Shoppen in advent (2020).  


Dit artikel is verschenen in Vrouw tot Vrouw magazine. Benieuwd naar meer? Neem een (proef)abonnement! Kijk hier.