• Gepubliceerd door
  • Vrouw tot Vrouw
  • Gepubliceerd op
  • 28 januari 2022

De liefde van Christus dringt

Tekst: Corine de Jong
Foto’s: Jonneke Oskam

Je ziet het in het één oogopslag: Ank Cappon houdt van planten én ze wil mensen in aanraking brengen met  de Heere Jezus. Als je haar portiekflat in Rotterdam-Zuid passeert, is één raam van onder tot boven gevuld met klimplanten. En er staan bordjes met Bijbelse teksten. Welkom in ‘Huize Zions’.  

Ze mag dan in de negentig zijn, ze is nog erg kwiek. En jong van geest. Halverwege het interview, waarin ze met regelmaat Engelse woorden gebruikt, vraagt ze of ik alsjeblieft ‘je’ wil zeggen, want ‘met ‘u’ kan ik niet zo goed overweg.’  

In haar knusse huiskamer hangen tal van foto’s van zendingswerkers. Op de eettafel liggen verschillende Bijbels, de planten bloeien welig en er staan banken en stoelen voor minstens twaalf gasten. Het bureautje bij het raam waar Ank zo de straat in kan kijken, ligt vol met paperassen en laat zien dat ze nog heel actief is met mailen en schrijven. 

Na vijftig jaar in verschillende Aziatische landen te hebben gewoond, is Ank neergestreken in Rotterdam. Of, zoals ze zelf voortdurend zegt: ‘De Heere heeft het zo geleid, ik hoef alleen maar te volgen.’ 

Stukjes autoband
Ze is van ver voor de oorlog. ‘In 1929 ben ik geboren in Strijen. Daar begon m’n vader in 1928 een melkfabriekje. We waren thuis met z’n zevenen en ik was de oudste. We hadden het goed met elkaar. We waren aangesloten bij de Vrije Evangelische Gemeente. Als het regende, gingen we naar de Hervormde Kerk, omdat die dichterbij was. Moeder zat ook op de vrouwenkring. 

Ik weet nog dat ik achttien kilometer naar school in Dordrecht moest fietsen. Tijdens de oorlog hadden we geen fatsoenlijke fietsen meer en deed je stukjes autoband om je fietswiel. Tjonge zeg, wat was dat tobben tegen de wind in.’ 

De oorlog veranderde veel. ‘Toen is moeder gestorven. Wat heb ik haar gemist. Ze was zó’n lieve en goede moeder.’ Anks vader hertrouwde en daaraan heeft ze geen goede herinneringen. Ze wil er eigenlijk niets over vertellen. ‘Het was verschrikkelijk.’ 

Echt tot geloof komen 
Ank gaat, net als haar broers en zussen, uit huis om te studeren. Samen met haar Indonesische vriendin Fien volgt ze de opleiding tot verpleegkundige in het Diaconessenhuis. In die periode komt Ank ‘echt tot geloof’, zoals ze het zelf noemt. Ze herinnert het zich nog als de dag van gisteren. ‘Ik hoorde een preek en ik wist dat ik nog niet wedergeboren was. Terwijl dat zo belangrijk is. Jezus zegt immers: Als je niet bent wedergeboren, kun je het koninkrijk van God niet zien. In die dienst ben ik echt tot geloof gekomen en mocht ik getuigen een kind van God te zijn. Het was zo wonderlijk dat ik dat durfde, want ik was altijd een heel verlegen meisje. Vanaf toen is dat heel anders geworden.’ 

Zending
Nadat Ank haar diploma voor verpleegkundige heeft behaald, gaat ze verder leren. De vroedvrouwenopleiding, de tropenopleiding en een lepra-opleiding. Allemaal met het doel om de zending in te gaan, een verlangen dat ontstond toen Ank een jaar of achttien was.  

Wat was je motivatie om de zending in te gaan?
‘In onze gemeente was evangelisatie een vanzelfsprekendheid. Als je een kind van God bent en Hem liefhebt, wil je ook anderen graag over Hem vertellen. De liefde van Christus dringt je dan. 

Al die jaren heeft God me steeds de weg gewezen. Ik hoefde alleen maar te luisteren en te volgen.’ 

Wat was je eerste bestemming? 
‘Die was heel anders dan ik had gedacht. Het plan was dat ik naar Sumatra zou gaan, waar onze kerk actief was. Ik stond al op de kade waar de boot naar Singapore zou vertrekken, toen bleek dat de reis niet doorging. De kapitein vertelde dat er in Indonesië, waar ik naar toe zou gaan, geen Hollanders welkom waren. Ik geloofde echter vast dat als God een deur dicht doet, Hij een andere zal openen. 

We besloten toch naar Singapore te gaan. Op een bijzondere wijze heb ik daar via de ambassadeur een baan gekregen in een vluchtelingenkamp. Ik had een goed salaris en dat was Gods voorzienigheid, want ik had geen geld, ik had niets.’  

Ank vertelt dat ze daar hard gewerkt heeft. Zuchtend: ‘Maar ik heb ook heel veel fouten gemaakt. Als je als Hollander in de tropen gaat werken, heb je geen idee wat je allemaal tegenkomt, hoe goed de voorbereiding ook is geweest. In het vluchtelingenkamp waren mensen met allerlei nationaliteiten, en door al die culturen ontstonden er conflicten. Om daar op een goede wijze mee om te gaan, is niet eenvoudig.’  

Primitieve stammen
Nadat Ank een halfjaar in Singapore heeft gewerkt, verlangt ze naar fellowship met christenen. ‘Ik heb naar OMF (Overseas Missionary Fellowship, red.) gebeld, en juist die avond zouden ze een bijeenkomst hebben om te bidden voor een medisch werker in Noord-Maleisië. Het was een bijzondere ervaring om daar bij te zijn. Juist ook die week ontmoette ik in Singapore de broer van prof. Velema (die ken je toch nog wel?). De gesprekken met hem hebben me geholpen om te weten wat ik moest doen. De Heere heeft dit allemaal geleid en zo kwam ik in Noord-Maleisië terecht.’  

Later volgen Laos, Noord-Thailand en China. Ank doet er medisch zendingswerk en Bijbelvertaalwerk. Met een Land Rover vol medicijnen trekt ze door dorpen en bezoekt ze primitieve stammen in de bergen. Ze helpt onder andere leprapatiënten. ‘Deze mensen hadden niemand, het waren echt de outcasts. Wat heb ik veel van deze mensen gehouden, maar wat heb ik ook veel liefde van hen ontvangen.’ 

Hoe raakte je ingeburgerd in een land met een heel andere cultuur? 
‘Stel vragen. Ik kwam daar als een beginneling en moest echt alles leren. Het was bijvoorbeeld echt not done om op een bank te gaan zitten waar al een man zat. Door steeds maar vragen te stellen, kom je achter gewoonten en gebruiken. De taal heb ik ook altijd geleerd door het contact met mensen. Ik begon maar heel eenvoudig met vragen: hoe zeg je ‘Goedemorgen’?  

Hoe legde je contact met mensen in een onbekend dorp? 
‘Vaak begon ik bij de hoofdman van het dorp. Zo iemand is blij als hij een buitenlander ziet. Ik werd dan  uitgenodigd om in zijn huis te slapen. De dagen erna ging ik het dorp in op zoek naar iemand die belangstelling had om bijvoorbeeld Engels te leren. Met zo iemand ging ik dan samenwerken. Hij kon voor me tolken, via hem kreeg ik verdere contacten in het dorp en het gaf vertrouwen dat er een dorpsgenoot bij me was. Dat is zo’n wonder: de Heere God heeft me altijd medewerkers gegeven. Dat waren fijne mensen, die het ook tegen mij durfden te zeggen als ik fouten maakte.’ 

Vreugde in de hemel
In de vijftig jaar dat Ank in de zending heeft gezeten, heeft ze veel hoogte- en dieptepunten meegemaakt. Over hoogtepunten hoeft ze niet lang na te denken. ‘Er is vreugde in de hemel als er één mens tot geloof komt. Dat ik mensen bij de Heere Jezus heb mogen brengen, maakt me blij en dankbaar. En als je dan ziet dat beginnende gelovigen zelfstandige christenen worden, geeft dat veel vreugde. Het is belangrijk dat mensen niet van je afhankelijk blijven.’  

Het einde van Ank Cappon
Dieptepunten heeft Ank ook gekend. Een van de ergste was in de eerste jaren van het zendingswerk in Maleisië. Toen deed ze veel in eigen kracht, vertelt ze. ‘Er was ontzettend veel werk te doen. Wekelijks bezocht ik zeventien klinieken met honderden patiënten. Het was teveel, maar toch bleef ik doorwerken. Ik was ziek en depressief en werd steeds magerder. Ik weet nog dat ik op een brug stond. Het is dat er te weinig water in de rivier stond, anders was ik van de brug afgesprongen. Ik was ten einde raad, en kon er zelfs niet meer over praten met mijn vriendin. Gelukkig heeft zij me geholpen door een goede vriend naar me toe te sturen. Die legde alleen maar zijn hand op mijn schouder en toen begon ik te huilen, te huilen … Dat was het einde van Ank Cappon.’ Drie maanden ligt Ank op bed, en het is niet duidelijk wat ze heeft. ‘Ik heb wat gebeden: Heere, help! De Heere heeft dat gebed verhoord en heeft mij Zijn Heilige Geest gegeven. Mijn kamer was een heilige plaats. Ik heb in die periode geleerd dat je op jezelf niet kunt vertrouwen, maar alles aan God moet en kunt overlaten. In diezelfde periode werd de diagnose duidelijk en heb ik medicijnen gekregen, waarna ik ben hersteld.’  

Tegenstand van satan
Als Ank vijftig jaar in de zending heeft gezeten en 77 jaar is, keert ze terug naar Nederland. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Als ze in Rotterdam naar een huis zoekt, ervaart ze veel tegenstand. ‘Satan vond het niet fijn dat ik in Rotterdam zou komen wonen. Ik had een Bijbelstudieavond bezocht, liep naar het huis waar ik tijdelijk onderdak had en werd overvallen. Ze hebben m’n tas meegenomen met al m’n papieren erin. Het was het enige wat ik had. Zo zijn er verschillende dingen gebeurd die allemaal op tegenstand wezen.’ 

Een brief van burgemeester Opstelten
Toch zijn er ook bijzondere zegeningen. Als Ank een huurhuis krijgt toegewezen, krijgt ze bericht van de gemeente dat haar inkomen ontoereikend is. Een van de vrouwen uit haar achterban schrijft een brief aan de gemeenteraad in Rotterdam waarin ze vertelt over de achtergrond van Ank en zegt ‘dat zendingswerkers toch ook een huis moeten hebben.’ Ank krijgt hoogstpersoonlijk van burgemeester Opstelten een brief dat ze in het huis mag blijven wonen. ‘Zie het maar als een gebedsverhoring’, schrijft hij. 

In Rotterdam geeft Ank taallessen, houdt ze Bijbelstudieavonden met studenten en heeft ze contact met de Chinees sprekende gemeenschap. De liefde van Christus dringt haar ook hier. 

Mensen vinden het soms niet gemakkelijk om te getuigen. Welk advies geef jij hen? 
‘Heb interesse in mensen. Zorg dat je een-op-een contact met hen hebt, en bouw een relatie op. Als ik op straat loop en ik zie een moeder met een baby, dan knoop ik een gesprek met haar aan over haar kindje. Op die manier probeer je contact te leggen. Of bij de tramhalte: daar staan altijd wel mensen te wachten. Toon belangstelling en maak een praatje. 

Hoe ervaar je het ouder worden? 
‘Ik voel me nog helemaal geen 92 jaar’, lacht ze. Ze vertelt over haar negentigste verjaardag, die ze met veel familie en vrienden heeft gevierd. ‘Mijn leven heb ik toen samengevat in drie woorden: genade, geloof en liefde. En zo ervaar ik dat nog elke dag.’ 

Ondanks haar leeftijd is Ank niet uitgeleerd. ‘Een paar maanden geleden ben ik gevallen, en daardoor gaat alles wat langzamer. Ik moet bewust nadenken als ik opsta en ga lopen. M’n hoofd zit soms al in de auto, en dan sta ik nog op de stoep. Dus ik leer om geduldig te worden. Maar dat is niet echt m’n hobby.’  

Ank verveelt zich geen moment. ‘Na het douchen en ontbijten houd ik stille tijd. Ik schrijf gebedsbrieven, doe boodschappen en houd het huis schoon. Eten koken doe ik trouwens niet. Ik heb dat nooit geleerd en heb ook geen interesse in koken. Gelukkig heb ik veel Chinese vrienden in Rotterdam die me eten komen brengen.’ 

Hoe zie je de toekomst?
Ank glimlacht. ‘M’n Chinese vrienden willen dat ik 100 word. Maar hoe oud ik word, dat ligt bij de Heere. Het mooiste vooruitzicht is om voor eeuwig bij de Heere God te zijn. En dat mag ik met veel zekerheid zeggen, omdat het in de Bijbel staat. Daar vind ik al mijn vreugde in.’ 


Dit artikel is verschenen in Vrouw tot Vrouw magazine. Benieuwd naar meer? Neem een (proef)abonnement! Kijk hier.