Met Paulus leren danken
Tekst: Marja de Kruijf, redactielid Vrouw tot Vrouw
Enkele weken geleden ging ds. B.A. (Bastiaan) Belder (53) met gezondheidsemeritaat. Een lang traject ging daaraan vooraf. En nu het zover is, overheerst een gevoel van rouw. Hoe kijkt hij dit jaar tegen dankdag aan?
Als ik op het kerkplein uit de auto stap, is al snel duidelijk waar de pastorie van Brakel staat. Een grote banner met de tekst: ‘Zoek de HEERE en leef’ siert het hek en als ik over het paadje tussen de bomen en struiken naar het huis loop, zie ik het naambordje van de familie Belder. Al zestien jaar hangt dit bordje er, maar over een poosje zal het naambordje, samen met de familie, het mooie dorp Brakel verlaten. Waarheen is nog niet duidelijk. Belder: ‘Als je mij een kaart van Nederland geeft, en vraagt waar ik naartoe zou willen gaan, zou ik het echt niet weten. We zoeken nu naar een huis in het gebied waar het werk van mijn vrouw en het ziekenhuis waar ik onder behandeling ben, beide goed bereikbaar zijn. Een werkkamertje waar ik me terug kan trekken om mijn werk te doen, en een plekje voor mijn boeken staan op mijn verlanglijst, en zo heeft ieder natuurlijk zijn eigen wens. Het belangrijkste in onze zoektocht is voor ons dat we elkaar als gezin proberen vast te houden.’
Chronisch ziek
Op zijn zeventiende openbaarde de ziekte van Crohn zich bij ds. Belder. ‘Dat is een chronische ingewandsziekte die bij tijd en wijle opvlamt en tussendoor sluimerend aanwezig is. Al een jaar of twintig had ik er weinig last van en voelde ik me goed. Af en toe moest ik bloed prikken ter controle, maar ik had op een gegeven moment zelfs geen medicatie meer nodig. Toch weet je dat het een tikkende tijdbom is, dat je chronisch ziek bent. Het werk als predikant is vrij intensief, het houdt nooit op. Soms vroeg ik me af of ik goed bezig was en of ik wel voldoende rust nam. Een jaar of zes, zeven geleden was er opeens een opvlamming, die met medicijnen niet helemaal kon worden bedwongen. Twee jaar geleden adviseerde de maag-, darm- en leverarts om me te opereren en werd een gedeelte van mijn dunne darm verwijderd. Dat was best een forse operatie, maar alles verliep goed. Bij de nacontrole bleek echter dat er tijdens pathologisch onderzoek een tumor in mijn dunne darm was ontdekt. Dan komt je leven echt op zijn kop te staan. Aan de ene kant het front van de ziekte van Crohn, wat al een reëel front is, en daar komt dan nog kanker bij. Het is dat doodsbedreigende, alsof je laatste linie doorbroken is.’

Rollen omgekeerd
Omdat er celgroei werd gevonden bij het pathologisch onderzoek, was een chemokuur van een half jaar nodig. Belder: ‘De eerste keer dat ik daarvoor in het ziekenhuis kwam, voelde ik heel sterk dat ik daar niet wilde zijn. Samen met allerlei mensen die ook kuren ondergaan in één ruimte, had ik geen enkele behoefte aan een gesprek. De tweede keer heb ik een koptelefoon meegenomen, ik had op dat moment even genoeg aan mezelf. Tijdens mijn ziek–zijn stond ik opeens aan de andere kant. In plaats van degene die bezoekt, was ik nu de patiënt. In de tien dagen dat ik in het ziekenhuis lag na de operatie, merkte ik dat je geen enkele privacy hebt. Een goed pastoraal gesprek is lastig als je met z’n vieren op een kamer ligt en er de hele dag iemand naast je bed staat voor het een of ander. Gelukkig vond ik toen en tijdens mijn herstel een luisterend oor bij onze pastoraal medewerker en kerkenraadsleden. Tijdens bezoekjes en in vergaderingen kon ik mijn verhaal delen. Ik voel me daarin echt gezegend. Zelfs gemeenteleden belden op om te vragen hoe het met me ging, en dorpsgenoten vanuit allerlei kerkelijke gemeenten spraken me aan als ik een stukje ging wandelen op de dijk hier achter het huis. Een stukje meeleven van mens tot mens.’
Meeleven
Belder ging weer voorzichtig aan de slag, maar de arbo–arts drong erop aan om een stap terug te doen. Hij werd aangemeld voor een keuringstraject dat heel veel tijd in beslag nam. De uiteindelijke uitslag was dat hij door een onafhankelijke arts voor honderd procent werd goedgekeurd. Belder: ‘Daar heb ik bezwaar tegen gemaakt. Ik voelde me niet gekend in wat ik meedraag. Een arbeidsdeskundige van mijn verzekering is daarna op bezoek gekomen. Die zei dat hun medisch specialist het niet eens was met het rapport. Hij heeft mijn verhaal aangehoord en belde een week later dat ze voornemens waren me voor vijfentwintig procent af te keuren. Hierdoor voelde ik me gekend, maar het bracht me ook in een onmogelijk dilemma. Hoe bepaal je wat vijfentwintig procent is? Zelf had ik de kerkenraad een voorstel gedaan waarbij ik met de kaasschaafmethode langs mijn werkzaamheden was gegaan. Mijn moderamen was, op een heel meelevende manier, ook realistisch en vroeg zich af of dit wel haalbaar was. Ook mijn vrouw had daar haar twijfels bij. We besloten de zomervakantie te gebruiken om een knoop door te hakken: blijven en het werk van een intensieve dorpsgemeente slechts gedeeltelijk doen óf kijken naar de mogelijkheid om in een kleinere gemeente deeltijdpredikant te worden. Bij het eerste dacht ik niet dat ik het vol zou kunnen houden, maar ik zag er ook ontzettend tegen op om naar een deelgemeente te gaan. Maanden heb ik ermee rondgelopen, geworsteld en aan God gevraagd wat ik nu toch moest doen. Ik kwam er niet uit.’

Besluit
Uiteindelijk komt de officiële uitslag: ‘U wordt voor honderd procent afgekeurd als gemeentepredikant.’ Een verrassende, maar ook goed beargumenteerde uitslag. Belder: ‘Het werk van een gemeentepredikant is moeilijk af te bakenen, eigenlijk houdt het nooit echt op. Je kunt zomaar opeens voor onverwachte, vaak intensieve dingen komen te staan. Dat laat zich niet verenigen met mijn gezondheid. Mijn vrouw zei: ‘Er ís voor jou besloten.’ Niet alleen door de verzekering. Een last die steeds moeilijker werd om te dragen, is door de Heere God van mijn schouders weggenomen. Zo hebben we het ervaren.’
WhatsApp
Volg Vrouw tot Vrouw nu ook via WhatsApp! Klik daarvoor op deze link.
Gevoelens van rouw
‘De eerste keer dat ik na mijn afscheid op zondagmorgen als kerkganger naar de kerk ging, overviel me een gevoel van rouw. Iemand die gelijk met me het kerkpad op liep, zei: ‘Het zal best een dubbel gevoel zijn’, en zo ervoer ik het op dat moment ook echt. Je staat aan de zijlijn. Ergens is het niet verkeerd om deze pijn te ervaren, het is een teken dat het waarde voor me heeft. Jarenlang heb ik het predikantswerk met hart en ziel gedaan. Ik heb me ertoe geroepen geweten en zou geen mooier werk weten. Nu is dat voorbij en moet ik mijn toekomstbeeld bijstellen. Op bepaalde momenten mag ik me beschermen tegen de pijn die hierbij hoort, maar ik moet er ook doorheen en het, met Gods hulp, laten landen. Gelukkig heb ik nooit de waaromvraag gehad. Dat heb ik niet van mezelf, ik kan me heel goed voorstellen dat anderen die vraag in deze situatie hebben. Natuurlijk vraag ik me weleens af welke bedoeling God hiermee heeft. Toch voert dankbaarheid de boventoon, dankbaarheid omdat ik 21 jaar God en Zijn gemeente heb mogen dienen. Deze zomer las ik een boekje over een voorganger uit het verleden, die na twee jaar predikantschap overleed, en ook in andere delen van de wereld is het helemaal niet zo vanzelfsprekend dat een groot deel van de bevolking hun pensioen haalt. In dat licht bezien, kan ik dankbaar zijn.’
Ankerpunt
‘Enkele weken geleden nam ik afscheid met de woorden van Paulus uit Filippenzen 4: 11. Hij zegt daar: ‘Ik heb geleerd tevreden te zijn in de omstandigheden waarin ik verkeer.’ In alle wisselende omstandigheden die Paulus in zijn leven heeft meegemaakt, rijkdom, gevangenschap, overvloed en honger, heeft hij steeds opnieuw moeten leren om tevreden te zijn. Dat ging niet vanzelf. We zien Paulus vaak als een soort geestelijke krachtpatser (wat hij ergens ook is). Toch zie je hier dat alles wat hij doet niet uit hemzelf komt, maar de genade van God is die in hem werkt. Ergens is dat toch wel mijn rustpunt, mijn ankerpunt: de vrede in Christus geeft me kracht. En al wordt er flink getrokken aan de ketting, mijn anker ligt stevig verankerd in de Bodem. Dat zorgt ervoor dat je niet zomaar wat rond gaat dobberen als je alles kwijtraakt. Daarom is deze Bijbeltekst zo belangrijk voor mij: net als Paulus moet ik leren dat ik in alle omstandigheden in principe genoeg heb in Christus. Ook nu ik deze levensroeping, levensvervulling verlies.
Een lied dat voor ds. Belder een belangrijke rol heeft gespeeld, zeker in deze periode, is Psalm 108:1.
Mijn hart, o Hemelmajesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
‘k Zal zingen voor den Opperheer;
‘k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.
Gij, zachte harp, gij schelle luit,
Waakt op; dat niets uw klanken stuit’;
‘k Zal in den dageraad ontwaken,
En met gezang mijn God genaken.
Belder: ‘Deze psalm is een morgenlied. In de fase waarin ik nu verkeer, mag ik weer kijken naar een nieuwe morgen. Wat die morgen ook brengen zal, wat God nog voor mij in petto heeft, ik hoop dat ik aan Hem dienstbaar mag zijn. Zijn lof brengen is niet exclusief verbonden aan het ambt. Ik ben voor veertig procent goedgekeurd voor passende arbeid. Hopelijk kan ik iets doen in de kerk, of misschien in het onderwijs. Als ik daar ook echt met geloof iets handen en voeten kan geven, dan zou ik dat heel mooi vinden. Ik vertrouw erop dat God daarin ook wel een weg wijst. Tegelijkertijd weet ik dat het ook heel anders kan gaan. Door mijn ziekte zit de dood elke dag wel een moment in mijn gedachten. Vooral voor mijn vrouw en kinderen vind ik dat het moeilijkst.’

Dankdag
‘Met dankdag hoop ik als kerkganger de dienst bij te wonen, maar als ik zou zijn voorgegaan, dan zou ik waarschijnlijk preken over de tekst uit Filippenzen 4 die ik eerder noemde. Ik heb het altijd wat moeilijk gevonden om invulling te geven aan bid- en dankdag. We hebben het zo verschrikkelijk goed, puilen uit van vettigheid, zoals de Bijbel ergens zegt. We zijn rijk gezegend, maar wat heeft die zegen ons gebracht? Wanneer is het genoeg, wanneer bén je genoeg? En hoe hebben we onze rijkdom verworven? De kern van dankdag is die vrede dat Christus je kracht geeft, en dat je, net als Paulus, in elke omstandigheid steeds weer mag leren om tevreden te zijn.’