• Gepubliceerd door
  • Vrouw tot Vrouw
  • Gepubliceerd op
  • 11 maart 2024

Gods belofte en onze praktijk

Tekst: dr. P.J. Visser, Rotterdam

Hoe gewoon het ook lijkt – omdat we erbij zijn opgevoed – er is niets zo bijzonder als het gebed. Denk je in: door te bidden kun je als klein mens elk moment bij de Allerhoogste thuiskomen (Psalm 91:1). Via een enkele knieval, waar ook maar gedaan, ben je bij Zijn troon (Hebr. 4:16). Door eenvoudig je mond open te doen, heb je Zijn volle aandacht (Psalm 81:11). Met dat je je hart uitspreekt in je binnenkamer, komt al het goede uit Gods huis onder handbereik (Psalm 65:5)

Gods verlangen

Het wordt nog bijzonderder als je bedenkt wat de oorsprong is van het gebed. Kort gezegd: nadat wij de deur met een klap achter ons dicht hadden gegooid, zette God die desondanks wagenwijd open. Niet omdat wij vol berouw op onze schreden terugkeerden en vol verlangen opnieuw aanklopten. Het was Zijn initiatief. Al gaven wij de liefde eraan, Hij niet. God ís liefde, dat wil zeggen dat Hij liefheeft los van ons gedrag. Innerlijk met ontferming bewogen – intenser kan het niet – bleven wij Hem aan het hart gaan en wilde Hij ons terug. Vandaar die open deur. Vandaar dat reukofferaltaar in de tempel, vlak bij het voorhangsel, op directe gehoorsafstand. Vandaar ook die voortdurende aansporing ‘roep Mij aan’ en die driedubbele belofte ‘wie bidt die ontvangt, wie zoekt die vindt en wie klopt die wordt opengedaan’. En vandaar die verzekering dat er ‘blijdschap in de hemel is over ieder mens die zich keert tot Hem’.

Onze reactie

Daarmee is het gebed niet allereerst een strak gebod, maar heeft bidden veeleer iets van vrolijk binnenhuppelen bij God (Psalm 100). Het is vooral een uiting van dankbaarheid (Heid. Cat. Zondag 46). Als Hij de deur wagenwijd openzet, is het dan geen grove ondankbaarheid om aan die open deur voorbij te gaan? We geven Hem de hoogste eer door elke dag om het Zijne te komen. Ook dan als je het voor je gevoel tot en met verspeeld hebt. In het feit dat God in Jezus berekend is op alle tekort, ligt voor ons de vrijmoedigheid – letterlijk: de vergunning! – om ook op onze slechtste dagen regelrecht te vluchten ‘tot de troon van de genade, om barmhartigheid te verkrijgen, genade te vinden en geholpen te worden’ (Hebr. 4:16).

— ‘Al komen mijn woorden niet verder dan het plafond, Hem ontgaat geen woord van wat ik bid.’ —

Verborgen contact

Nu kan het zijn dat je bidden ingewikkeld vindt. Je vindt het lastig om contact te ervaren. Vaak heb je het gevoel dat je bidden niet verder gaat dan het plafond. Dan heb ik goed nieuws voor je, want wat Jezus over ons bidden zei, sluit daar naadloos bij aan: ‘Als u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit de deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is. En uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u openbaar vergelden’ (Mat. 6:6). Tot tweemaal toe heeft Jezus het hier over ‘het verborgene’. Dat betekent dat wij in ons bidden in de regel niets van God zien, niets van Hem gewaarworden, niet ervaren dat ons bidden Hem bereikt of dat Hij ons bidden hoort, maar dat het intussen wel gebeurt! Er was een periode in mijn leven waarin ik erg bezig was om ‘contact te ervaren’ en ik dacht dat mijn bidden niet ‘echt genoeg’ was als dat ontbrak. Het maakte mijn bidden tot een moeizaam gebeuren, waar ik steeds meer tegen opzag, omdat niet lukte wat ik verlangde. Totdat ik dit las en besefte: ik hoef niks te beleven, ik mag ervan uitgaan dat het gaat zoals Jezus hier zegt: al is Hij verborgen voor mij, ik ben het niet voor Hem. Hij hoort mij en is nog dichterbij dan toen in de tempel, net achter dat gordijn; want dat is gescheurd. Daarom, al komen mijn woorden niet verder dan het plafond, Hem ontgaat geen woord van wat ik bid. Het heeft me voorgoed van dit soort getob afgeholpen.

Een eigen plek

Graag leg ik ook even de vinger bij het eerste wat Jezus hier zei: ‘Als u bidt, ga in uw binnenkamer en sluit de deur.’ Het ging om de binnenste kamer van het huis, waar het koel was, het voedsel werd bewaard en de deur op slot kon. Destijds de beste plek om ongestoord samen met God te zijn. Onder vier ogen met je Vader, waar jij je hart kon luchten zonder dat iemand het hoorde. Zorg dat je zo’n plek hebt, thuis, waar je samen kunt zijn met God, intiem en intens. Het is dé manier om het contact met God levend te houden en te laten groeien. Zonder dat wordt het vluchtig. Net als in een relatie tussen twee mensen die elkaar niet of nauwelijks meer samen spreken, maar alleen nog wat losse opmerkingen maken en een vluchtige zoen geven in het voorbijgaan. Zo’n relatie verlept. Jezus’ raad klinkt daarom als een gebod. Daar zou ik het maar op houden. Zeker ook gelet op de liefde van God, die elke dag naar ons uitziet!

Staan of knielen

Naast het belang van een goede gebedsplek wil ik ook wijzen op de waarde en zegen van een goede gebedshouding. In de Bijbel zijn twee houdingen toonaangevend: staande of geknield. Soms leggen mensen zich zelfs plat op de grond neer. Zelden blijven zij zitten. Die houdingen drukken sowieso naar God iets uit van eerbied en ontzag, van overgave, afhankelijkheid of diepe nederigheid. Deze bewegingen van opstaan, knielen of je uitstrekken op de grond helpen ook om je bewust op God te richten en innerlijk in de goede verhouding te komen in de ontmoeting met de Allerhoogste. Als je dit niet gewend bent, is er goede reden om er een gewoonte van te maken. Als we al opstaan wanneer we elkaar begroeten, zouden we dan blijven zitten als we voor Gods aangezicht komen? Ik durf te zeggen – ook uit eigen ervaring – dat een houding die past bij de omgang met God, je gebedsleven ten goede komt.

— ‘Ook al ben je dit niet gewend, je gebedsleven zal eraan winnen.’ —

Hardop

Verder raad ik ieder aan om niet alleen ‘in gedachten’ te bidden, maar ‘met woorden’, hardop of fluisterend uitgesproken. In de Bijbel wordt zelden ‘stil’ gebeden. Er wordt afwisselend geroepen, gezucht, geklaagd, gedankt, aanbeden. Wat er omgaat in hoofd en hart wordt voor Gods ogen onder woorden gebracht. Waar is dat goed voor? Ten eerste word je jezelf, door uit te spreken wat er fout ging of wat je verlangt, veel meer bewust van wat je bidt. Ten tweede houd je je hoofd er beter bij. Luther zei: ik kan niet zachtjes bidden, want mijn gedachten zijn net vogeltjes die alle kanten op vliegen. Wie herkent dat niet? En ten derde is het toch wel heel vreemd dat we tegen iedereen praten en dat God het enkel met onze gedachten moet doen. Ook hier geldt: ben je dit niet gewend, dan is het de moeite waard dit te gaan doen. Je gebedsleven zal eraan winnen.

Volharden

Tot slot: keer op keer worden we aangespoord om te volharden in het gebed. Uit het voorgaande is duidelijk waarom. Toch wil ik er nog één ding over zeggen. Behalve dat je jezelf geregeld onder handen moet nemen om het vol te houden ondanks gebrek aan zin, zit er in de aansporing tot volharden ook iets heel genadigs: van ons wordt niet het onmogelijke gevraagd, dat wij elke dag ons hart erin kunnen leggen, maar alleen het mogelijke, dat we elke dag tijd maken om te bidden. De verhoring zal er niet minder om zijn. Want die hangt niet af van ons-hart-voor-Hem, maar ligt vast in Zijn-hart-voor-ons. Veel zekerder dan ik het van Hem verlang, verhoort Hij mij, om Jezus’ wil alleen. God lof!