• Gepubliceerd door
  • Vrouw tot Vrouw
  • Gepubliceerd op
  • 16 december 2021

Het Kind (kerstverhaal)

Tekst Els Florijn 

De dag begon als andere dagen: Gabriël snauwde omdat ze het ontbijt volgens hem te laat klaarmaakte, waardoor hij te laat zou komen en ze wist toch wel dat hij degene was die het meeste geld thuis bracht?
Ze was zo aan zijn schelden gewend geraakt dat ze niet opkeek van het snijden van het brood. 
Zelfs haar gedachten waren niet bij zijn woorden, want ze dacht aan het werk dat haar wachtte: naar het hotel, rommel opruimen van toeristen, hotelkamers stoffen, badkamers schoonmaken. 
Ze zette brood en melk voor Gabriël neer. Hij legde zijn handen tegen elkaar en keek naar boven, begon toen stukken van het brood af te scheuren.  Zij at rustig. Ze had nog tijd genoeg. 

Gabriël stond op en liep weg. Ze hoorde de Dacia aanslaan, in de kamer kon ze de geur van verbrande olie ruiken. Dat was niet goed, maar ze hadden bijna geen geld voor benzine, laat staan voor een monteur. Gabriël had zelf het een en ander geprutst, maar het was onbegonnen werk. Hoe meer hij sleutelde, hoe meer gebreken er aan het licht leken te komen. Het zou een ramp zijn als de auto het begaf; dat zou Gabriël waarschijnlijk zijn baan kosten. 

Ze liep naar buiten. Het was helder en koud. Ze boog zich over de pan smeltwater die buiten stond, liet haar handen door het water glijden, waste haar gezicht, haalde een kam door haar haren. Een tijdje geleden had ze haar haren geverfd. Op het plaatje had het er erg mooi uitgezien, maar het was een onbestemde, bijna oranje kleur geworden die haar gezicht flets maakte. Ze zag dat het bij de wortels al aan het uitgroeien was. Het was ongeveer een half uur lopen. Ze had geluk gehad dat ze dit baantje krijgen kon, zo dicht bij huis, en ze moest het niet in gevaar brengen door te laat te komen. Om halfacht ging de keuken open voor ontbijt, dan moest ze er zijn om de kamers van de mensen die vertrokken in orde te maken. Geld, geld. Altijd dat geld. Ze haalde ze zich het beeld van de vervallen en kapotte flat waar haar zus woonde in gedachten. Toen ze daar nog kwam, had ze geregeld brood en vlees gebracht. Sylvi verdiende geld met het op straat verkopen van kleine tuiltjes bloemen. Alleen in het toeristenseizoen had ze soms goede dagen, verder was het armoede. 

Sylvi was zwanger.  Zij hoorde het toen het kind al bijna geboren moest worden. Ze was meteen naar haar toegegaan, brood, vlees, zelfs fruit had ze voor Sylvi meegenomen, ondanks dat ze daar eigenlijk geen geld voor had. Sylvi zat op bed, haar haren verward langs haar gezicht. Haar armen waren zo mager dat je de afzonderlijke botten kon zien. Zij had de kamer zo goed mogelijk opgeruimd, de ramen gewassen, vuil bijeengeveegd en weggegooid, beloofd dat ze gauw terug zou komen. 

Toen ze terugkwam, was het kind geboren. Het lag naast Sylvi op bed, gewikkeld in een oude deken. Ze boog zich over het kind, vertederd. Opmerkelijk grote blauwe ogen. Ze tilde het jongetje op, koesterde hem, zijn gezichtje in de holte van haar schouder. Hij woog bijna niets. Haar hand streelde het magere lijfje. Toen Sylvi dat zag, kwam ze half overeind. Ze zei: ‘Leg hem neer.’
Ze keek verbaasd op. ‘Wat?’
‘Leg hem neer. Nu.’
Ze legde het magere, halfnaakte jongetje terug op bed, sloeg de deken om hem heen. ‘Waarom?’
‘Omdat je niet moet denken dat je dit kind mag hebben.’ 
‘Wat?’
‘Dit kind is van mij.’ Sylvi hief haar magere gezicht. 
Was die gedachte bij haar opgekomen, dat zij en Gabriël voor dit kind zouden zorgen? Misschien wel, ergens diep, verborgen. En nu raakte Sylvi feilloos haar grootste verdriet, spitte het om. 

‘Ga weg.’ Sylvi was gaan staan, wankelend. Ze wees met haar vinger naar de deur. ‘Ga weg. Dit kind is van mij. Ga weg!’
‘Sylvi …’ ‘Ik wil je hier niet meer zien.’ Ze was gegaan, huilend. Ze was niet meer teruggegaan. Van kennissen hoorde ze dat Sylvi bedelde met het kind op haar arm. Blijkbaar nam ze niet eens meer de moeite om bloemen te verzamelen om te verkopen.  

Het was een slechte ochtend als ze zo bleef denken. Waarom was het zo moeilijk om tevreden te zijn met wat ze had? Zij hadden geld genoeg om te eten. Ze liep de poort van het hotel door.  In de keuken was Elena bezig met het ontbijt voor de gasten. Ze lachte met haar mond open en wees op de emmers. ‘Weer beginnen vandaag! Je hebt er zin in, ja?’ Om Elena moest ze altijd lachen. Elena met haar simpele gedachten, daar kon ze van leren. Ze liep naar de balie. Michael nam met ongeïnteresseerde gebaren de sleutels van de rekken. ‘Begin met kamer acht.’ Hij duwde de koude sleutel in haar handpalm. Ze zette haar emmer neer en wilde de deur open doen, maar die ging al open. Een man en een vrouw van een jaar of vijftig kwamen naar buiten. Het waren geen Roemenen, dat zag ze meteen, nog voordat de vrouw iets tegen de man zei in een vreemde taal. De vrouw had kort haar en een ontevreden trek om haar mond. De man knikte haar toe. Ze sloeg haar ogen neer, glipte toen ze de gang uit waren, de kamer binnen.  De dekens waren netjes opgevouwen. Ze begon de lakens van het bed af te trekken.  

Toen zag ze het boek, het lag op het nachtkastje. Het zag er nieuw uit, met een glanzende zwarte kaft met goudkleurige letters: BIBLIA. Verbaasd sloeg ze hem open, willekeurig. Haar ogen gleden langs de regels: 

…En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neer in de kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg… 

Ze las de woorden snel, intens. Haar ogen schoten vol tranen, waarom wist ze niet precies, misschien omdat dit naadloos over haar gedachten van vanochtend heen leek te passen. Niet veel beter dan het kind van Sylvi, het zou hier in Roemenië gebeurd kunnen zijn. Een Bijbel! Om daar ’s avonds in te lezen, als Gabriël buiten was, en zij op een bank voor het huis zat, heilige, oude woorden, een heel boek vol! Ze hadden geen Bijbel, moeilijk om aan te komen, maar om eerlijk te zijn, had ze er ook niet veel moeite voor gedaan. Op dit moment begreep ze niet waarom. Ze pakte hem vast, duwde hem tegen haar hart, haar vingers tegen de koele kaft. 

Op dat moment herinnerde ze zich de mensen. Het gezicht van de vrouw, de lange man. Deze Bijbel was van hen. Misschien waren ze de auto nog aan het inpakken, stonden ze op het punt om weg te rijden. Deze Bijbel was niet van haar. Geen Kind voor haar, ook nu niet.  Ze duwde de deur van de kamer open en liep de gang door. Ze hoorde een auto starten. Met de Bijbel tegen haar hart geduwd liep ze naar de auto toe, stak haar hand omhoog.  ‘Stop, stop!’ Hoe konden mensen zoiets zomaar vergeten? De lange man stapte uit. Ze keek naar hem omhoog, de Bijbel in haar hand, ze wees: ‘Deze was u vergeten.’ Hij verstond haar niet. ‘Do you speak English?’  Ze schudde haar hoofd, wees opnieuw op de Bijbel, duwde hem in zijn handen: ‘Hier.’
Hij pakte hem niet aan. Hij maakte een afwerend gebaar met zijn handen. ‘It’s good,’ zei hij.
Ze dacht dat ze hem verkeerd begreep, maar hij wees opnieuw op de Bijbel. ‘No, no. It’s for you. Look.’
Hij wenkte haar dichterbij en opende het portier van de auto. Ze zag een aantal bruine dozen staan. Hij vouwde er een open. Overal dezelfde woorden: BIBLIA. Het drong maar langzaam tot haar door. De vrouw was ook uitgestapt. Ze lachte. Ze gebaarde met haar handen: hij is echt voor jou.
‘Do you need another?’
Ze haalde haar schouders op.
‘Another?’ probeerde de vrouw opnieuw, boog zich in de auto en pakte nog een Bijbel uit de doos. 
‘Here you are.’  

Ze duwde beide Bijbels tegen zich aan, keek naar de man en de vrouw. Ze wilde wat zeggen, maar ze wist niet wat, en zeker niet in het Engels. Daarom zei ze maar, met een vreemde, hartstochtelijke stem, een van de weinige Engelse zinnen waarvan ze wist wat het betekende: ‘I love you.’ Terwijl ze door de gang terug liep, bedacht ze dat ze nog niet wist hoe Sylvi’s zoon heette.  

Het werd tijd om hen weer op te zoeken.  


Dit artikel is verschenen in Vrouw tot Vrouw magazine. Benieuwd naar meer? Neem een (proef)abonnement! Kijk hier.