• Gepubliceerd door
  • Vrouw tot Vrouw
  • Gepubliceerd op
  • 5 juli 2022

Dit woord heeft botten

Tekst: Corine de Jong | Foto’s: Jonneke Oskam

Interview met Bijbelvertaler Anne Stoppels

Dat lezen levensveranderend kan werken, weet Anne als geen ander. Als jonge vrouw van vijftien leest ze het boek ‘Vredeskind’ van Don Richardson. Als ze het boek dichtslaat, weet ze één ding heel zeker: ze wil Bijbelvertaalwerk in Papoea Nieuw Guinea gaan doen. Na dertig jaar ervaart ze dat het werk bijna verslavend is. ‘Het tilt mensen op als ze kunnen lezen en helemaal als ze de Bijbel kunnen lezen.’

In 1993 vertrekt Anne Stoppels als 26-jarige naar Papoea Nieuw Guinea. Hoewel ze ernaar uitziet, vindt ze het ook spannend. ‘Ik had het idee dat ik mezelf daar ging begraven.’ Het leven is inderdaad totaal anders dan in Nederland, maar zodra Anne er is, went het snel. ‘De mensen wonen in paalwoningen. Er is elektriciteit noch stromend water. Ze koken op hout. De wc bestaat uit een klein huisje met een gat in de grond. Het dorp is zelfvoorzienend. Mensen leven van de moestuin, bananen, zoete aardappels en sago.’ Van sago bakken ze koeken, maar Anne kan er niet van genieten. ‘Ze smaken naar stopverf.’ In de afgelopen dertig jaar is er weinig veranderd. Behalve dat rond 2010 de mobiele telefoon ook daar gekomen is. ‘De eerste tijd moesten de mensen drie uur lopen naar een plek waar ze bereik hadden. Gelukkig is dat nu veranderd en is er in de meeste dorpen wel een plek waar bereik is. Maar internet is er nog niet.’

2022-04-26_16-39-37 optie coverfoto Jonneke.nl

Hoe kwam je zover om Bijbelvertaalwerk in Papoea Nieuw Guinea te gaan doen?
‘Toen ik vijftien jaar was, las ik het boek Vredeskind. Daarin ging het over een Bijbelvertaler die in Irian Jaya werkt. Het sprak me heel erg aan en ik had maar één verlangen: ook Bijbelvertaalwerk doen. Ik had weleens van Wycliffe Bijbelvertalers gehoord, en ik schreef hen een brief met de vraag wat je moet doen om Bijbelvertaler te worden.’ Glimlachend: ‘Ik kreeg een antwoord terug, zoiets als: maak jij eerst je school maar eens af.’ En dat doet Anne. Na het vwo studeert ze theologie in Heverlee en Algemene Taalwetenschap in Leiden en volgt ze een jaar lang cursussen bij Wycliffe in Engeland. In deze jaren groeit het verlangen naar en enthousiasme voor het Bijbelvertaalwerk. En in 1993 is het dan zover. ‘In dat jaar ben ik uitgezonden door de Gereformeerde Kerk Den Haag-Oost. Wat ik zo bijzonder vind: in al die jaren heeft een persoonlijke achterban mij financieel gesteund. Ik heb nooit geld hoeven vragen, het komt vanzelf.’

Achthonderd taalgroepen

De eerste jaren werkt Anne in het zogenaamde basiscentrum van de vertaalorganisatie. Als single is het namelijk te gevaarlijk om alleen in een taalgroep te gaan werken. Maar daar ligt wél het verlangen van Anne. Dat verlangen wordt vervuld als er een vraag komt vanuit het dorp Walagu. ‘In dit dorp waren in de jaren zeventig mensen tot geloof gekomen door evangelisatiewerk vanuit een naburige stam. Er was een kerkje gesticht en ze wilden heel graag een Bijbel in hun eigen taal lezen. Dit verzoek is bij Wycliffe terechtgekomen en zo ben ik daar begonnen.’ In Walagu, waar zo’n vijfhonderd mensen wonen, wordt Onobasulu gesproken. Deze taal wordt ook in zo’n tien andere dorpen gebruikt. Het betekent dat een paar duizend mensen deze taal spreken. Anne legt uit hoe het met de talen zit in Papoea Nieuw Guinea. ‘Er zijn zo’n achthonderd talen die ook echt van elkaar verschillen. Om een beeld te geven: de Duitse en Nederlandse taal zijn voor tachtig procent aan elkaar verwant en veel talen in Papoea Nieuw Guinea slechts voor veertig procent. Het land kent de grootste taaldichtheid ter wereld. Het wordt ook wel een paradijs voor taalkundigen genoemd’, lacht Anne.

2022-04-26_16-00-22Jonneke.nl

Deze vrouw gaat yolo planten

Terug naar Walagu. Anne vertelt hoe ze is begonnen om de taal te leren. ‘Ik sprak alleen Pidgin Engels. Dat is een soort verbasterd Engels dat een deel van de mensen in Walagu ook kende. De taal van het dorp, Onobasulu, sprak ik natuurlijk nog niet. Ik heb veel geluisterd en met mensen meegelopen. Ik wees dingen aan en dan zeiden mensen het woord. Dat schreef ik dan op. Na ongeveer een jaar kon ik de taal spreken. Tegelijkertijd vroeg ik de mensen om een verhaal te vertellen en er een tekening bij te maken.’ Zoals regelmatig tijdens het interview, rent ze even naar boven om te halen wat ze bedoelt. Ze komt terug met een groot leesboek met prachtige tekeningen en korte zinnen in grote letters. Anne leest voor: ‘Deze vrouw gaat yolo planten.’ ‘Je kunt het eigenlijk nauwelijks een verhaal noemen’ vertelt Anne, ‘het hele boek heeft maar tien zinnen. Maar voor de mensen is het herkenbaar omdat het iets uit hun eigen leven is. We trainden onderwijzers om met deze boeken les te geven. Ze lezen eerst het hele boek herhaaldelijk voor aan de kinderen. Daarna vragen ze de kinderen om plaatjes aan te wijzen, daarna woorden, lettergrepen en tenslotte letters. Dit wordt wel de top-downmethode genoemd. Door deze verhalen te schrijven, leerde ik zelf ook de taal. Zo sneed het mes aan twee kanten: ik leerde de taal, en zij leerden lezen.’

2022-04-26_16-10-31Jonneke.nl

De nacht van 7 oktober 1997

In het eerste jaar dat ze in Walagu woont, maakt Anne een heftige gebeurtenis mee, die tegelijkertijd een bemoedigende uitwerking heeft. ‘Middenin de nacht van 7 oktober wordt m’n collega wakker van het geknetter van vuur. ‘Get out! The house is on fire!’ roept ze. We rennen naar buiten, maar opeens bedenk ik dat m’n computer nog binnen staat, waarin al het vertaalwerk is opgeslagen. Ik hol naar binnen, grijp m’n computer, ren weer naar buiten en roep – ik ken de taal nog niet goed: ‘Het vuur is aan!’ Al snel komen dorpsbewoners van alle kanten uit hun huizen. Zij roepen: ‘Molo nafe.’ Dat is zoiets als: het huis wordt opgegeten. Ze gebruiken een passieve werkwoordsvorm en dat is bijzonder, want die komt eigenlijk niet voor in Papoeatalen. Dat bedenk ik allemaal, terwijl we naar het vuur staan te kijken … Ik denk ook aan de tekst: ‘Onze God is een verterend vuur.’ Verteren is eigenlijk ook opeten. Als vanzelf komt de tekst in mijn gedachten: ‘It is of the Lord’s mercies that we are not consumed.’ Deze tekst spreekt heel erg tot mijn hart: het is een genadige God dat wij niet omgekomen zijn. Diezelfde dag worden we met een vliegtuig opgehaald, gaan we naar het basiscentrum en blijven daar een periode om alles te verwerken. Een paar weken later krijg ik bij de post die er altijd lang over deed, het kerkkrantje van m’n gemeente en wat blijkt? De dagtekst op 7 oktober is ‘Het zijn de gunstbewijzen van de Heere dat we niet omgekomen zijn’.

Als je nog nooit een spiegel hebt gezien

Als de Onobasulu vertalers voor het eerst naar het basiscentrum komen om met Anne te werken, levert dat bij tijden hilarische situaties op. Een van hen, een jonge knul, is nog nooit het dorp uit geweest. ‘Hij moest naar de wc, maar toen hij de deur opendeed, zag hij dat er iemand stond. Hij deed de deur weer dicht en wachtte en wachtte. Na een poosje ging hij weer kijken, maar die persoon stond er nog steeds. Wat bleek? Hij zag zichzélf in de spiegel, maar dat wist hij niet. Hij had nog nooit een spiegel gezien. Hij moet er nu heel erg om lachen als hij daaraan terugdenkt.’ In 1999 start Anne met de vertaalgroep met het Evangelie van Markus. Anne legt uit hoe dit in z’n werk gaat. ‘De vertalers uit Papoea Nieuw Guinea lezen de tekst in het Engels en Pidgin Engels en zetten die om naar Onobasulu. Vervolgens ga ik deze vertaling vergelijken met de Griekse grondtaal. Samen bespreken we of de betekenis van het Grieks terugkomt in het Onobasulu. Doordat ik de taal zelf spreek, helpt het om te begrijpen wat zij bedoelen.’ Tegelijkertijd is het soms een zoektocht om de juiste vertaling te vinden. Dat ervaart Anne als het gaat over de woorden ‘Lam van God’.

2022-04-26_16-29-49 Jonneke.nl

Big of lam

‘In Papoea Nieuw Guinea weten ze niet wat een lam is,’ vertelt Anne. ‘Wat voor ons een schaap is, is in Papoea Nieuw Guinea een varken. Als ze een varken roepen, komt het meteen naar hen toe. Ze houden van hun varken, het is hun huisdier. Maar om ‘Lam van God’ te vertalen als ‘Big van God’, dat kan gewoon niet. Ook vanuit de Joodse achtergrond is dat onmogelijk.’ Na lang praten en veel luisteren, zijn ze tot een goede vertaling gekomen. Met woorden uit de Onobasulu taal legt Anne het haarfijn uit. ‘De mensen hebben maar één soort vee, een varken, en zij geven dat een naam. Wij dénken dan dat ze het woord dat ze gebruiken ‘varken’ betekent omdat het voor óns een varken is. Maar dat is niet zo. Door allerlei woorden te gebruiken en te vergelijken, werd me duidelijk dat het woord dat ze voor varken gebruiken een dier betekent waar je voor zorgt en waar je van houdt. Door veel te luisteren en met elkaar te spreken, kom je erachter wat zíj bedoelen met een woord.’

Dit Woord heeft botten

In de loop der jaren worden er verschillende Bijbelboeken vertaald. Nadat de vertaling in het Onobasulu klaar is, vertaalt Anne dit terug naar het Engels. Vervolgens controleert een externe consulent de vertaling en verwerkt Anne de opmerkingen. Als de vertaling definitief is, wordt het Bijbelboek gedrukt. En dat is reden voor een groot feest. Er wordt een varken geslacht en mensen zingen en dansen van vreugde. ‘Ik herinner me nog als de dag van gisteren wat mensen zeiden toen ze vertaling van Markus kregen’, zegt Anne. ‘Dit Woord heeft botten’. Daar bedoelden ze mee dat het krachtig is en dat het hen raakte. Ze waren zó blij.’ Het Woord heeft inderdaad kracht, dat merkt ze telkens weer nadat een Bijbelboek klaar is. Ze illustreert het aan de hand van een voorbeeld. ‘Er is veel animisme in Papoea Nieuw Guinea. Mensen zijn bang voor geesten. Als ze zich niet aan de regels houden, worden ze gestraft, zo denken ze. Dat projecteren ze ook op het christelijk geloof. Afgelopen jaar is Romeinen vertaald en toen lazen ze de tekst: ‘Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere.’ De mensen waren tot tranen toe ontroerd. Ze hadden zo vaak gevoeld dat ze niet tot het goede in staat waren, en nu lazen ze dat Paulus dit zelf ook zo heeft ervaren én dat ze niet bang hoefden te zijn, omdat Jezus hen zal verlossen.’

2022-04-26_16-16-54Jonneke.nl

Een lekkere dikke rivierkreeft

Dat het Bijbelvertaalwerk Anne veel vreugde geeft, is aan alles te merken. Ze struikelt haast over de woorden als ze uitlegt waarom. ‘Het voedt je eigen geloof, het is een uitdaging om goed te vertalen, mensen worden geraakt door een eigen vertaling. En ook: mensen leren lezen. Ik heb gezien dat het mensen optilt als ze kunnen lezen. Als je de Bijbel leest, ook als je geen scholing hebt, ontwikkel je je daardoor. De Bijbel zet je aan het denken, het geeft een bepaalde blik op de wereld. Je leert jezelf kennen, je leert hoe de wereld in elkaar zit, het helpt je om mensen lief te hebben en te vergeven. Het lezen van de Bijbel doet wat met mensen.’ De mensen uit Walagu vertellen het haar zelf en dat raakt haar. Het gebeurt in de beginperiode van het Bijbelvertaalwerk: Anne is met de vertalers in gesprek, maar opeens praten ze over vissen en een fuik. Anne denkt dat ze hun interesse kwijt zijn en willen gaan vissen. Ze vraagt ernaar en het antwoord is verrassend. ‘We zeggen tegen elkaar dat vertalen eigenlijk als een fuik is. Wij zetten een fuik uit in een beekje. Als we de volgende ochtend gaan kijken, zien we dat de fuik beweegt. Er moet iets in de fuik zitten, maar wat zou het zijn? Als we dan in de fuik kijken, zien we dat er een lekkere dikke rivierkreeft in zit. Zo is het ook met de vertaling. In het Pidgin Engels zien we wel wat bewegen, we zien dat er betekenis in moet zitten, maar wat het is, wordt niet duidelijk. In onze eigen taal zien we de betekenis wel en nu begrijpen we het pas écht goed!’


Reageren? Stuur een mail naar reacties@vrouwtotvrouw.nl