- Gepubliceerd door
- Vrouw tot Vrouw
- Gepubliceerd op
- 1 mei 2023
- Categorieën
- Bijbeltijd
- Link in bio
- Tags
Bijbeltijd mei – De reis van het evangelie (1)
Door Elma Nobel-Buijs
In de maand mei valt de zogeheten meivakantie. Veel gezinnen maken dan van de gelegenheid gebruik om op reis te gaan. We lezen in deze maand de eerste helft van het Bijbelboek Handelingen, waarin eveneens veel wordt gereisd. We gaan ons verdiepen in de reis van het Evangelie.
Mei is ook de maand waarin de heilsfeiten Hemelvaart en Pinsteren worden gevierd, gebeurtenissen die juist in Handelingen worden beschreven. We lezen daarom de gedeelten die hierop betrekking hebben, op die dagen.
Week 1 - Handelingen
Van Handelingen wordt vaak gezegd dat het vooral over de handelingen van de apostelen zelf gaat. We lezen inderdaad over de reizen die zij maken en over wat ze allemaal doen, toch gaat het vooral over het werk van de Heilige Geest die hen leidt, en aan Wie het te danken is dat het Evangelie verder reist.
Lukas is de schrijver van zowel een van de evangeliën als van Handelingen. De Bijbelboeken horen bij elkaar en hebben beide een bijzondere structuur. Het evangelie van Lukas begint in Rome (Luk. 2 en 3). Vervolgens reist het via Galilea, waar heidenen woonden (Luk. 4-8), naar Judea en Samaria (Lukas 8-19) en komt het tenslotte aan in Jeruzalem (Luk. 19-24). Daar vindt de opstanding van Jezus plaats en geeft Hij de zendingsopdracht mee aan zijn discipelen (Luk. 24:47-49), waarna Hij ten hemel vaart.
In Handelingen zien we een omgekeerde beweging: het Bijbelboek start met de zendingsopdracht, Hemelvaart, en de geschiedenissen die daarop volgen in Jeruzalem (Hand. 1-8). Vervolgens gaat het evangelie verder via Judea en Samaria (Hand. 8-12) naar de heidenen (Hand. 13-19), om te eindigen in Rome (Hand. 19-28). Als je de route zou tekenen zie je de letter X. In het Grieks heet die letter chi en daarom wordt deze structuur chiasme genoemd. Het centrum van de X ligt daar waar de twee lijnen elkaar kruisen. Daar bevinden zich de opstanding, de zendingsopdracht en Hemelvaart, beschreven aan het einde van het Lukas evangelie en aan het begin van Handelingen. Lukas wil hiermee duidelijk maken dat de levende Heere, Die alle volken wil bereiken, het belangrijkst is!
Maandag 1 mei
Lukas grijpt in Handelingen terug op zijn eerste boek – het evangelie -, waarin hij de levensloop van Jezus heeft beschreven. Ook dit boek is gericht aan Theofilus (Luk. 1:3). Wie hij was, weten we niet precies maar zijn naam betekent ‘vriend van God’. Lukas acht hem hoog (Luk. 1:3), wellicht was hij een belangrijke ambtenaar in Rome. Theofilus krijgt een spannend reisverhaal in handen over de loop van het Evangelie, nauwkeurig en geordend geschreven om Theofilus zekerheid te geven.
Lezen: Hand. 1:1-3
Vragen:
- Wat heeft Jezus na Zijn opstanding gedaan volgens Lukas?
- Wat geeft jou zekerheid in het geloof?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank dat de Heere Jezus is opgestaan en leeft!
- Bid dat je zelf zekerheid mag (blijven) vinden in het werk van de Heere Jezus.
- Bid dat het evangelie veel mensen bereikt en dat zij vastheid en zekerheid hebben in Jezus Christus.
Zingen: OTH 193
Vers 1: Ik geloof in de God de Vader
Vers 2: Ik geloof in God de trooster
Dinsdag 2 mei
Na Hemelvaart (zie 18 mei) komen de discipelen bij elkaar. Ze missen Judas, die Jezus verraadde en daarna zichzelf van het leven beroofde. Met woorden uit de Psalmen (69:26 en 109:8) laat Petrus zien dat het wel zo móést gaan met Judas. Een andere apostel moet worden gekozen, de voorwaarde is: hij moet een ooggetuige zijn geweest van Jezus’ leven, om te kunnen getuigen van de opstanding. Daarna wordt er gebeden en tenslotte vertrouwen ze erop dat God de juiste man zal aanwijzen. Dat gaat via het werpen van het lot of het gooien van een dobbelsteen of stenen. Dit was in het Oude Oosten een gebruikelijke manier om de wil van God te zoeken. Spreuken 16:33 zegt: ‘Het lot wordt in de schoot geworpen, maar elke beslissing daardoor komt van de HEERE’. Overigens is dit de laatste keer dat er gesproken wordt over het lot werpen, in de vierde eeuw werd het verboden. De Heilige Geest heeft het niet nodig.
Lezen: Hand. 1:15-26
Vraag: In hoeverre bid jij voor keuzes die je maakt?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat Hij mensen uitzendt in Zijn koninkrijk.
- Bid dat God jou helpt bij de keuzes die je moet maken.
Zingen: Psalm 25:2 en 4
2. HEER, ai, maak mij Uwe wegen,
Door Uw woord en Geest bekend;
Leer mij, hoe die zijn gelegen,
En waarheen G’ Uw treden wendt,
Leid mij in Uw waarheid, leer
IJv’rig mij Uw wet betrachten;
Want Gij zijt mijn heil, o HEER,
‘k Blijf U al den dag verwachten.
4. ‘s HEEREN goedheid kent geen palen;
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen, die dwalen,
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden ‘t zacht gemoed
In het effen recht des HEEREN.
Wie Hem need’rig valt te voet,
Zal van Hem zijn wegen leren.
Woensdag 3 mei
Na Pinksteren (zie 28 tot 31 mei) gaat het gewone leven verder. Johannes en Petrus gaan zoals gebruikelijk om 15.00 uur naar de tempel om te bidden, daarin ligt een aansporing voor ons om ritme te houden in bidden en Bijbellezen. Bij de tempel ligt een man die al veertig jaar verlamd is. Als je zo lang ziek bent, heb je geen hoop op genezing meer. De verlamde man vraagt om een kleine gunst, maar God geeft hem veel meer! Hij springt op van vreugde en looft God. Petrus legt daarna in zijn rede uit, dat dit wonder is verricht door Jezus Christus!
Lezen: Hand. 3
Vraag: Waar wil jij God om loven?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat Hij zoveel macht heeft dat Hij zieken kan genezen.
- Bid voor degenen die gebukt gaan onder ziektes of beperkingen, om het ervaren van Gods nabijheid en troost.
Zingen: Psalm 30:2 en 8
2. Mijn God, Gij hebt mij, op mijn klacht,
Genezen, en mijn smart verzacht;
Gij hebt mijn ziel, door angst beroerd,
Als uit het graf weer opgevoerd;
Gij hebt het leven mij geschonken:
Ik ben niet in den kuil gezonken.
8. Gij hebt mijn weeklacht en geschrei
Veranderd in een blijden rei;
Mijn zak ontbonden, en mij weer
Met vreugd omgord; opdat mijn eer
Niet zwijg’. Zo klimt Uw lof naar boven;
Mijn God, U zal ik eeuwig loven.
Rembrandt: genezing van de verlamde.
Donderdag 4 mei
Vandaag gedenken we degenen die ons ontvielen door oorlog. Velen van hen zijn gevangen genomen en soms langdurig verhoord. In het begin van het Bijbelgedeelte van vandaag, zitten Petrus en Johannes ook gevangen, juist omdat ze blijven vertellen van Jezus’ opstanding uit de dood! Ze worden verhoord door het Sanhedrin, de Joodse raad. Deze raad verwondert zich over de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes: zij zijn toch eenvoudige visserslui? Ze blijven echter getuigen van de Naam van Jezus Christus.
Lezen: Hand. 4:1-22
Vraag: De Naam van Jezus wordt hier benadrukt. Wat betekent Zijn naam voor jou?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank de Heere Jezus dat Hij Zijn naam waarmaakt: Redder.
- Bid dat velen de naam van Christus zullen belijden en eerbiedigen.
- Bid voor hen die nog altijd de pijn voelen van gemis en verdriet door de oorlogen die voorbij zijn.
- Bid voor allen die nu lijden onder de gevolgen van oorlog.
Zingen: WK 177:1,4 en 6.
Vers 1: Jezus is mijn toeverlaat
Vers 4: Als een mens die sterflijk is
Vers 6: Wat hier ziek is, zucht of kwijnt
Vrijdag 5 mei
BEVRIJDINGSDAG
Petrus en Johannes worden vrijgelaten. De dreigingen van het Sanhedrin brengen hen tot gebed. Een grote groep mensen bidt eensgezind. Schreeuwen ze hun angst uit en bidden ze om bescherming? Nee, ze bidden met de woorden van Psalm 2 over het woeden van de volken en vragen om vrijmoedigheid om Gods woord te kunnen blijven doorgeven. Als antwoord op hun gebed gebeuren er drie dingen:
- De grond wordt bewogen, een teken van Gods aanwezigheid.
- Ze worden vervuld met de Heilige Geest.
- Ze spreken Gods Woord vrijmoedig.
Lezen: Hand. 4:23-31
Vraag: Wat doe jij met de vrijheid die je krijgt?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor de bevrijding van ons land en dat wij in vrijheid Zijn Naam kunnen belijden.
- Bid voor leiders in de wereld dat ze de vrede zullen zoeken.
Zingen: WK 2:1 en 4
Vers 1: Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch?
Vers 4: O machtigen, o koningen, wees wijs.
Zaterdag 6 mei
In de eerste gemeente leidt niemand gebrek. Daarom verkopen sommigen hun land om anderen te kunnen dienen naar behoefte. Het verkopen van land was overigens niet verplicht. Ook Barnabas verkoopt land, dat kan twee redenen hebben. 1: hij was een Leviet en mocht geen land hebben (Num. 18:24). 2: Joden hadden grond in Jeruzalem gekocht, om daar begraven te worden zodat ze erbij zouden zijn bij de komst van de Messias, dan zouden ze immers opstaan uit de dood. Jezus de Messias is echter al gekomen, het verkopen van land kan bij Barnabas daarom als een teken van geloof worden gezien.
Lezen: Hand. 4:32-37
Vraag: Hoe wordt er in jouw gemeente voor gezorgd dat niemand gebrek leidt?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat je bij een gemeente mag horen.
- Bid Hem dat ook binnen jouw gemeente mensen naar elkaar omzien.
Zingen: WK 264:1,2,3,4 en 5
Vers 1: Ik wil jou van harte dienen
Vers 2: Wij zijn onderweg als pelgrims
Vers 3: Ik zal Christus’ licht ontsteken
Vers 4: Ik zal blij zijn als jij blij bent
Vers 5: Dan zal het volmaakte komen
Week 2 - Wel en wee in de gemeente
We blijven deze week met de hoofdstukken vijf tot acht nog in Jeruzalem, daar vormt zich de eerste gemeente. In hoofdstuk 5 wordt al snel duidelijk dat ook de eerste gemeente na de opstanding van Christus, een gemeente is die leeft buiten het paradijs. Dat wil zeggen dat ook zij niet volmaakt is. Na een prachtige start, zien we nu een zwarte bladzijde met de dood van gemeenteleden, als gevolg van hun bedrog.
De gemeente wordt op allerlei manieren bedreigd, van binnenuit en van buitenaf. Van buitenaf door de tegenstand van de Joden, van binnenuit door halfslachtig leven.
De geschiedenis van Ananias en Safira toont ons hoe jaloezie en eigenbelang een gemeente kunnen bedreigen, zij liegen tegen de apostelen. Jezus is echter de Waarheid en houdt van waarheid.
De jonge gemeente groeit enorm. Het is een grote opdracht om zorg te dragen voor al die gemeenteleden. Hier zijn ambten ontstaan, zoals die van diaken. De diakenen worden gekozen in hoofdstuk 6. Zoals er in het Oude Testament orde was rondom de tempeldienst, zo komt er ook orde in de gemeente. Het is mooi om te zien dat men oog had voor ieders gaven. Waar de één goed is in het uitleggen van Gods Woord, is de ander goed in het coördineren van voedselhulp. Later wordt al het liefdewerk in de gemeente, gevat in de zeven werken van barmhartigheid. Deze werken zijn door vele schilders uitgebeeld.
Een woord wat regelmatig valt in deze hoofdstukken is blijdschap. Blijdschap om te lijden vanwege de Naam van Jezus (5:41), blijdschap omdat een stad het evangelie heeft omarmd (8:9) en blijdschap omdat iemand met het Evangelie verder kan reizen naar zijn eigen land (8:39). Dit houdt ons een spiegel voor. Wij kunnen makkelijk klagen over de gemeente en vooral zien wat er niet goed gaat, maar zijn wij zelf perfect, doen wij alles goed in en voor de gemeente?
Om vreugde over de gemeente te kunnen ervaren is gebed nodig. We lezen over eensgezind zijn (8:6) en bidden (5:12). Eensgezind zijn betekent niet dat iedereen gelijk is. Wat juist opvalt in het boek Handelingen is dat mensen enorm verschillend zijn, maar dat hun gezamenlijke blik wordt gericht op Jezus Christus, en op wat God doet in het leven van mensen. Ze worden blij van Zijn genade. Het is goed om eens in onze eigen gemeente te kijken waar we Gods genade zien in het leven van mensen. Dat kan de vreugde vergroten en de klachten verminderen.
Anoniem, 1580: De zeven werken van barmhartigheid, gebaseerd op Mattheus 25. In de 13e eeuw is het begraven van doden toegevoegd aan de werken van barmhartigheid.
- Hongerigen te eten geven : links
- Dorstigen te drinken geven : links
- Naakten kleden : midden
- Vreemdelingen herbergen : rechts
- Zieken verzorgen : midden boven
- Gevangenen bezoeken : midden/rechts boven
- Doden begraven : rechts boven
Zondag 7 mei
De namen van het echtpaar klinken mooi: Ananias (God is genadig), en Safira (beeldschoon). Het is echter helemaal geen schone zaak, maar een zaakje dat stinkt. Ze verkopen land en zeggen dat ze het ontvangen geldbedrag geheel aan de gemeente geven. Dit is echter niet de waarheid, een deel wordt achterovergedrukt. Het is een zeldzaam woord dat voor het achteroverdrukken gebruikt wordt: de Griekse variant van het woord dat ook bij Achan in het Oude Testament gebruikt werd (Joz. 7). Achan pakte spullen af die God toebehoorden. Toen waren de gevolgen ernstig en nu ook …
Lezen: Hand. 5:1-11
Vraag: Wat zou je zeggen tegen mensen die vertellen dat God in het Oude Testament streng is, maar in het Nieuwe Testament vergevingsgezind?
Gebed: Heere God, U bent de Alpha en de Omega, het begin en het einde. U blijft Dezelfde. Vergeef ons als wij een verkeerd beeld van U creëren. Leer ons de hele Schrift te lezen, beseffend dat wij U op deze aarde nooit volledig zullen kennen. Help ons te zien dat U een heilig God bent die de zonde niet licht opvat, U liet Uw Zoon ervoor sterven. Zie of er bij ons een schadelijke weg is en leid ons op de eeuwige weg. Om Jezus’ wil, Amen.
Zingen: Psalm 139:1 en 14
1. Niets is, o Oppermajesteit,
Bedekt voor Uw alwetendheid.
Gij kent mij; Gij doorgrondt mijn daân;
Gij weet mijn zitten en mijn staan;
Wat ik beraad’, of wil betrachten,
Gij kent van verre mijn gedachten.
14. Doorgrond m’, en ken mijn hart, o HEER;
Is ‘t geen ik denk niet tot Uw eer?
Beproef m’, en zie, of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voed’;
En doe mij toch met vaste schreden
Den weg ter zaligheid betreden.
Maandag 8 mei
De gemeente blijft actief, ondanks interne problemen en de dreiging van het Sanhedrin. De apostelen gaan telkens naar de tempel, het goede nieuws is er allereerst voor de Joden. God geeft aan de leiders van de kerk ook de gave van genezing. Enerzijds sluiten mensen zich aan bij de gelovigen, maar anderzijds worden zij ook vermeden, mogelijk uit angst voor de Joodse Raad of door wat er met Ananias en Safira is gebeurd; bij een groep mensen waar zo plotseling doden vallen, wil je toch niet horen? Uiteindelijk belanden de apostelen vanwege afgunst van de Sadduceeën, opnieuw in de gevangenis.
Lezen: Hand. 5:12-23
Vraag: Waarom heeft het Evangelie jou aangesproken?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat ook wij mogen delen in het heil.
- Bid dat het Joodse volk in Jezus de beloofde Messias mag zien.
- Bid dat je zelf ook de vaste grond zult (blijven) vinden in de Messias.
Zingen: OTH 385:1,2,3,4 en 5
Vers 1: Maak ons tot een stralend licht voor de volken
Vers 2: Maak ons tot een woord van hoop
Vers 3: Maak ons tot zegening
Vers 4: Maak ons tot een vrolijk lied
Vers 5: En bouw uw koninkrijk
Dinsdag 9 mei
Opnieuw worden de apostelen verhoord. De nijdigheid en woede is te proeven bij de Raad, ze zijn het spuugzat! Genezingen, volksverlakkerij, en ook nog uit de gevangenis verdwenen. Ze waren toch duidelijk geweest: niet spreken over de Naam!
De apostelen noemen de Naam wel: Jezus! Hij is de Messias, Die vermoord is door toedoen van de Raad. De hogepriester en de overige leden van de Raad worden witheet van woede: het is te gek voor woorden, dood moeten ze! Waar hebben we dit eerder gehoord? Jezus had het al gezegd: ‘Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze ook u vervolgen’ (Joh. 15:20).
Gelukkig is er dan de wijze raad van Gamaliël.
Lezen: Hand. 5:24-42
Vraag: In hoeverre durf jij ervoor uit te komen dat je Christus volgt?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor wondere reddingen uit noodsituaties vroeger, en nu bij de vervolgde kerk.
- Bid voor hen die vanwege de Naam gevangen zitten en moeten lijden.
- Bid dat je wijsheid van God ontvangt in moeilijke situaties.
Zingen: OTH 304
Geen and’re naam dan de naam van Jezus
Zijn naam is verheven
Woensdag 10 mei
De gemeente groeit. Het is een bonte verzameling van mensen. Zo zijn er Joodse weduwen die altijd in Jeruzalem woonden, en Joodse weduwen die Grieks spreken omdat ze elders woonden en in hun ouderdom zijn teruggekeerd naar Jeruzalem. De gevolgen van de torenbouw van Babel laten zich hier ook gelden: door het taalverschil worden de Grieks sprekende vrouwen achtergesteld. De apostelen stellen zeven – het getal van de volheid – diakenen aan om de voedselhulp te coördineren. De vereisten zijn:
- Goed bekend staan
- Vol zijn van de Heilige Geest
- Wijs zijn
Lezen: Hand. 6:1-7
Vraag: Waaraan herken jij een christen?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank dat God mensen afzonderlijke gaven geeft.
- Dank dat er diaconieën zijn om zorg te dragen voor mensen die gebrek lijden.
- Bid dat we van onze rijkdom zullen delen met mensen die het minder hebben.
- Bid dat we oprecht en eerlijk omzien naar anderen, niet alleen naar onze vrienden of mensen die we mogen.
Zingen: Psalm 146:1,5 en 7.
1. Prijs den HEER met blijde galmen;
Gij, mijn ziel, hebt rijke stof;
‘k Zal, zo lang ik leef, mijn psalmen
Vrolijk wijden aan Zijn lof;
‘k Zal, zo lang ik ‘t licht geniet,
Hem verhogen in mijn lied.
5. ‘t Is de HEER, die ‘t recht der armen,
Der verdrukten gelden doet;
Die, uit liefderijk erbarmen,
Hongerigen mild’lijk voedt;
Die gevang’nen vrijheid schenkt,
En aan hun ellende denkt.
7. ‘t Is de HEER, die vreemdelingen
Met een wakend oog beschouwt;
Weêuw en wees in twistgedingen
En in kommer staande houdt;
Maar Zijn arm, der vromen hoop,
Stuit de bozen in hun loop.
Donderdag 11 mei
Stefanus valt op door geloof en kracht. Hij krijgt van God de gave om wonderen te doen. Griekssprekende Joden die uit vier windstreken afkomstig zijn, gaan in discussie met Stefanus, maar ze kunnen niet op tegen zijn wijsheid. Ze proberen een andere tactiek: liegen. Stefanus krijg evenals Christus te maken met valse getuigen.
Stefanus’ gezicht lijkt op dat van een engel, hij houdt een lange rede. Hij begint te vertellen over Abraham, dat is bekende stof. Abraham en Mozes worden niet alleen als belangrijke voorouders gezien, maar ook als voorbeelden voor het eigen leven. Bij Abraham ging het niet alleen om de besnijdenis en het erven van land, maar allereerst om geloof in God en om gehoorzaamheid. Stefanus toont aan dat de Israëlieten ten tijde van Jozef een ander land, Egypte, nodig hadden om te overleven, omdat de Joden nu erg bezig zijn met hun land. Hun geliefde Mozes groeide op in Egypte en kreeg daar veel wijsheid mee (vers 22). Egypte wordt zes keer genoemd in de rede, God is niet aan één plek gebonden. Omdat de Joden zeer ingenomen zijn met de tempel, wijst Stefanus hen erop dat God niet afhankelijk is van een bepaalde woonplaats. Hij toont verder aan dat het volk, Mozes afwees als leider (vers 35) zoals het Sanhedrin later Jezus afwijst.
Tenslotte beschuldigt Stefanus de Joden ervan net zo opstandig te zijn als de Israëlieten vroeger. Vroeger werden de profeten, Gods boodschappers, afgewezen; de Joden nu hebben de Rechtvaardige afgewezen en vermoord. Dit gaat hen te ver, ze hebben het ook al twee keer van Petrus gehoord. Zij, die God trouw dienden door de wet te houden, zouden ongehoorzaam zijn? Ze worden witheet van woede en stenigen Stefanus, maar hij ziet in het uur van zijn sterven de opgevaren Heere Jezus, Die staat voor Zijn kind in nood. Net als zijn Meester, bidt Stefanus om vergeving voor zijn vervolgers. Stefanus wordt de eerste martelaar. Hij sterft niet … hij ontslaapt. Om wakker te worden in de hemel.
Lezen: Hand. 6:8-15 en Hand. 7
Vraag: Wat leer jij van de rede van Stefanus?
Gebeds- of dankpunten:
- Bid voor alle martelaren in de wereld die lijden vanwege het geloof in Jezus Christus.
Zingen: WK 244:1,4,7 en 8
Vers 1: Voor alle heiligen in de heerlijkheid
Vers 4: Hun is de prijs, de lauwerkrans, de kroon
Vers 7: Rood is de avond als het zonlicht daalt
Vers 8: Maar een oneindig glorierijker dag
Vrijdag 12 mei
Na de steniging van Stefanus gaat Saulus de gemeente vervolgen. Is dat het einde van de loop van het evangelie? Integendeel, juist doordat christenen op de vlucht slaan, belandt het Evangelie in Samaria. Ken je nog de stappen van Lukas? De blik wordt verlegd van Jeruzalem naar Samaria, dat is bijzonder. Joden kwamen liever niet in Samaria, maar de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt. Filippus mag de vreugde van het Evangelie brengen, het Evangelie is niet te stoppen!
De Samaritanen houden van Simon de tovenaar. Simon houdt ook van zichzelf en beschouwt zichzelf als een groot man, maar aan deze zelfoverschatting komt een eind: Simon staat versteld van de tekenen die Filippus doet, gelooft, en wordt gedoopt. Het gevaar dreigt echter dat de Samaritanen Simon inwisselen voor Filippus.
Petrus en Johannes zien hoe het Woord Zijn weg vindt in Samaria. De Samaritanen zijn gedoopt, maar hebben nog niet de Heilige Geest. Ze leggen daarom de gelovigen de handen op. Zo ontvangen de Samaritanen de Heilige Geest. Simon ziet hier wel handel in en vraagt om de prijs voor deze gave. De Heilige Geest – weliswaar van onschatbare waarde – is echter niet te koop. Genade krijg je gratis. Simon valt door de mand: hij blijkt niet oprecht te zijn en gelooft alleen om er beter van te worden. Hij wordt ernstig gewaarschuwd.
Lezen: Hand. 8:1-25
Vraag: Waarom volg jij de Heere Jezus?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank de Heere dat in geloof, grenzen tussen mensen wegvallen.
- Bid voor oprecht geloof bij jezelf en alle christenen.
Zingen: WK 242:1,2 en 3
Vers 1: Samen in de naam van Jezus
Vers 2: Heel de wereld moet het weten
Vers 3: Prijs de Heer, de weg is open.
Zaterdag 13 mei
De Heilige Geest leidt Filippus weg van de grote vreugde van Samaria, naar een eenzame woestijnweg met daarop reizend, een minister uit Afrika. Om minister te zijn bij de koningin moest hij gecastreerd worden, hij werd een ‘euneuch’ die volgens Deuteronomium 23:1 niet in de tempel mocht komen. Teleurgesteld reist de man terug. Wel heeft hij een boekrol van Jesaja kunnen meenemen, Filippus en de man mogen Bijbelstudie doen, de Moorman komt tot geloof en wordt gedoopt. Filippus is alweer in een andere plaats. Mist de Moorman hem? Nee, hij reist verder met een hart vol vreugde.
Lezen: Hand. 8:26-40
Vraag: Heb jij weleens een verrassend gesprek gehad over het geloof? Welke ontmoetingen zijn jou bijgebleven?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor de ruimte die er bij Hem is, dat geen mens uitgesloten wordt.
- Bid voor het continent Afrika, telkens zijn daar oorlogen, ziektes en hongersnood.
- Bid voor vrede en een eerlijke verdeling van welvaart in de wereld.
Zingen: Psalm 87:3 en 4
3. De Filistijn, de Tyriër, de Moren,
Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht;
Van Sion zal het blijde nageslacht
Haast zeggen: “Deez’ en die is daar geboren”.
4. De Filistijn, de Tyriër, de Moren,
Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht;
Van Sion zal het blijde nageslacht
Haast zeggen: “Deez’ en die is daar geboren”.
Rembrandt: de doop van de kamerling.
Week 3 - Paulus en Petrus in beeld
Wie is Paulus
Paulus is geboren in Tarsus, in het zuiden van het huidige Turkije. Hij is een leerling van Gamaliël, een voorname leraar en lid van de Joodse Raad. Paulus noemt zichzelf een Farizeeër, uit de stam Benjamin (Fil. 3:5), zijn beroep was tentenmaker.
Eerst wordt hij Saulus genoemd, maar vanaf Handelingen 13 is zijn naam Paulus.
Saulus is een man die het naleven van de wet sterk benadrukt, het leven van genade wil er bij hem niet in. Daarom heeft hij een hekel aan christenen. Bovendien vindt hij het godslastering om een mens, zoals Jezus, te aanbidden. Als laatste is het hem een brug te ver dat (onbesneden) heidenen ook zouden mogen delen in het heil. Dit alles vervult hem met een diepe haat. Dat Stefanus gestenigd wordt juicht hij daarom toe, hij is bij die gebeurtenis de jonge man die op de jassen van de stenigende Joden past. Daarna begint hij de gelovigen met een enorm fanatisme te vervolgen.
De Heere zet deze vervolger echter stil. Saulus ziet een helder licht en hoort de stem van de Heere Jezus: ‘Saul, Saul, waarom vervolgt U mij?’ Dit is een zeer indrukwekkende gebeurtenis geweest. Lukas beschrijft het wel drie keer: in Handelingen 9, 22 en 26. Men noemt deze plotselinge bekering wel een ‘Paulusbekering’. Het tegenovergestelde van een ‘Timotheüsbekering’, genoemd naar Timotheüs die van jongs af met de Heere leefde. De bekering van Saulus is echter uniek: Jezus zelf verscheen hem en hij wordt geroepen om apostel te zijn. Bovendien ziet alleen Saulus de Heere Jezus in een helder licht, de omstanders niet.
Wie is Petrus
Petrus is een visser uit Galilea, zoon van Jona en broer van Andreas. Hij is getrouwd: in Markus 1:30 lezen we over zijn zieke schoonmoeder.
Hij is door Jezus geroepen als discipel en Hem gevolgd tot Jezus’ gevangenneming. Daar komt hij voor zijn Meester op, door een soldaat het oor af te slaan, maar later verloochent Petrus Jezus drie keer door te zeggen dat hij Hem niet kent. Na de opstanding van Jezus wordt hem dit vergeven. In een ontroerend gesprek geeft de Heere aan Petrus een nieuwe taak (Joh. 21:15-19). In Handelingen zien we dat Petrus een leider is in de eerste gemeente. Hij houdt vurige betogen, waarin hij aantoont vanuit het Oude Testament, dat Jezus de Messias is.
Zondag 14 mei
De gelovigen moeten niet denken dat ze buiten Jeruzalem veilig zijn. In Damascus, zo’n 240 kilometer verderop, woonde een grote groep Joden. Samen met hen kan Saulus de gelovigen aanpakken. Het Evangelie moet tot halt worden geroepen! Saulus zelf wordt echter tot halt geroepen door de gekruisigde Jezus die leeft! Een zeer fel licht schijnt op hem, de anderen bij hem merken het niet op.
‘Saul, Saul, waarom vervolgt U mij?’, Jezus vereenzelvigt zich met Zijn volk. Hij kent Saulus, die zich heeft verzet tegen God. Saulus, de trotse en machtige vervolger mag weer opstaan, maar moet bij de hand worden genomen als een kind, drie dagen is hij blind en eet en drinkt hij niet. Paulus zegt hierover later: Met Christus ben ik begraven en opgestaan (Gal. 2:19 en 20).
Deze zondag gedenken en vieren we de opstanding van Jezus Christus!
Lezen: Hand. 9:1-9
Vraag: Hoe ben jij tot geloof gekomen?
Gebed: Vader in de hemel, wij danken U voor Uw genade. U, die de hardste harten kunt verbreken en mensen kunt inzetten tot opbouw van Uw koninkrijk. Dank U voor wat Paulus heeft mogen betekenen voor de gemeenten, en nu nog betekent.
Dank U dat het vandaag zondag is en we stil mogen staan bij de opstanding van de Heere Jezus en daaruit hoop en moed mogen putten voor het leven van elke dag.
Vandaag danken we U ook voor moeders: onze eigen moeder of als we zelf moeder mochten worden, voor dat geschenk. Laat ons in alle levensomstandigheden leven tot Uw eer, en tot heil van de naasten – klein en groot – die U op ons pad brengt.
Vergeef ons als ook wij vaak niet luisteren naar Uw geboden en onze eigen gang gaan. Leid ons op Uw weg. Om Jezus’ wil. Amen.
Zingen: Psalm 97:1,2, en 7.
Vers 1:
God heerst als Opperheer;
Dat elk Hem juichend eer’.
Gij, aarde, zee en eiland,
Verheugt u in uw Heiland.
Hem dekt met majesteit
Der wolken donkerheid.
Hij vestigt Zijnen troon
Op heil’ge rijksgeboôn,
Vol recht en wijs beleid.
Vers 2:
Een vuurgloed gaat Hem voor,
Den gansen hemel door,
En blaakt aan alle zijden
Hen, die Zijn macht bestrijden.
Zijn felle bliksemschicht
Snelt door al ’t zwerk, verlicht
Den gansen wereldkloot.
Het aardrijk ziet zijn nood,
En ijst, en beeft, en zwicht.
Vers 7:
Gods vriend’lijk aangezicht,
Heeft vrolijkheid en licht
Voor all’ oprechte harten,
Ten troost verspreid in smarten.
Juicht, vromen, om uw lot;
Verblijdt u steeds in God,
Roemt, roemt Zijn heiligheid;
Zo word’ Zijn lof verbreid
Voor al dit heilgenot.
Maandag 15 mei
Het zal je maar gebeuren: je moet bij je ergste vijand op bezoek. Is dit een hinderlaag? Er zijn grenzen aan wat een mens aankan, maar God doorbreekt die grenzen.
Ananias stelt zich beschikbaar voor wat God van hem vraagt. Tegelijk spreekt hij eerlijk zijn bezwaren uit naar de Heere. De Heere blijft bij de opdracht om naar Saulus te gaan. ‘Zie, hij bidt’. Zo zal Ananias de vervolger aantreffen. Dat geeft Ananias de moed om Saulus aan te spreken: ‘Saul, broeder’.
Lezen: Hand. 9:10-19
Vraag: Hoe ga jij om met mensen die je niet zo mag?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor broeders als Ananias, die trouw anderen opzoeken ook als die ander hen niet ligt.
- Bid voor mensen waar je moeite mee hebt, om het ervaren van Gods genade. Bid om wijsheid om met hen om te gaan.
Zingen: WK 60:1,2,3 en 4
Vers 1: Heer, wat wilt Gij dat ik doe?
Vers 2: Als een beest ben ik geweest
Vers 3: Alles wat ik had aan winst
Vers 4: Laat mij van uw koninkrijk
Dinsdag 16 mei
Saulus is een gedreven mens. Waar hij eerst een fanatiek vervolger was, is hij nu een gepassioneerd volgeling. Saulus gaat direct getuigen van Jezus Christus en doet dat allereerst in de synagoge. Ongelofelijk, hij die eerst de gemeente vervolgde om Jezus, is nu zelf onderdeel van Zijn gemeente. Dat heeft gevolgen: Saulus wordt zelf een vervolgde om Christus’ wil. Zijn oude Joodse vrienden willen niets meer van hem weten en wensen ook hem dood. Dat moet hem pijn hebben gedaan. Gelukkig ontvangt hij van de Heere een nieuwe vriend: Barnabas, zoon der vertroosting wordt hij genoemd. Hij doet zijn naam eer aan: hij neemt Saulus onder zijn hoede.
Vanuit Galaten 1 weten we dat Paulus drie jaar in de woestijn van Arabië heeft verkeerd voordat hij naar Jeruzalem ging. We weten niet precies wanneer dat was. Eenmaal in Jeruzalem aangekomen ontmoet hij er Petrus en Jakobus.
Na deze turbulente tijd komt er een tijd van vrede in Judea, Galilea en Samaria, en worden gemeenten opgebouwd.
Lezen: Hand. 9:20-31 en Galaten 1:15-24
Vraag: Wanneer anderen je geloof of levensstijl belachelijk maken, hoe ga je daar dan mee om?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor broeders en zusters die anderen troost brengen.
- Bid voor hen die door het geloof vrienden zijn kwijtgeraakt en zich eenzaam kunnen voelen. Dat kan ook jouzelf betreffen.
Zingen: Psalm 119:10 en 32
10. Ik ben, o Heer’, een vreemd’ling hier beneên;
Laat Uw geboôn op reis mij niet ontbreken;
Daar mijne ziel, omringd door duisterheên,
Zo dikwijls van verlangen is bezweken,
Om U te zien ter hoge vierschaar treên,
Tot straf van hen, die snood zijn afgeweken.
32. Ik ben een vriend, ik ben een metgezel
Van allen, die Uw Naam ootmoedig vrezen,
En leven naar Uw Goddelijk bevel.
O HEER’, hoe wordt Uw goedheid ooit volprezen!
Gij doet op aard, aan alle scheps’len wel;
Och, werd ik in Uw wetten onderwezen!
Woensdag 17 mei
We verplaatsen onze aandacht naar Petrus, hij bevindt zich in Lydda, zo’n 40 kilometer van Jeruzalem. De verlamde Eneas wordt genezen, deze gebeurtenis leidt in die streek tot de bekering van velen. Vervolgens wordt Petrus geroepen naar Joppe. Tabitha – in het Grieks Dorkas – is gestorven. Ze zijn het er allemaal over eens: zij was een vrouw, vol van goede werken en liefdegaven. Haar geloof vertaalde zich in praktisch bezig zijn: kleding naaien voor anderen. Petrus bidt, en zoals eenmaal Talitha door de Heere Jezus mocht opstaan uit de dood, mag nu ook Tabitha tot leven komen.
Petrus verblijft daarna bij Simon, de leerlooier. Dat is bijzonder. Een leerlooier had contact met dode dieren en was daarom volgens de Joodse wetten onrein. Ook stonk het vaak bij leerlooiers. Het verhindert Petrus niet om bij deze gelovige in huis te verblijven.
Lezen: Hand. 9:32-43
Vraag: Misschien een confronterende vraag, maar niet onbelangrijk voor je manier van leven hier en nu: hoe wil jij herinnerd worden na je dood?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor broeders en zusters met praktische gaven.
- Bid dat we in onze omgeving goed bekend mogen staan, en daardoor Zijn naam eren.
Zingen: Neem mijn leven laat het Heer (WK 267)
Donderdag 18 mei
Vandaag is het Hemelvaartsdag en lezen we het begin van Handelingen.
De opgestane Heere Jezus is met de discipelen in Jeruzalem. Hoop dient zich opnieuw aan: gaat Hij nu Zijn Koninkrijk vestigen? Zijn ze eindelijk van de Romeinen af?
Ze moeten geduldig leren wachten op Gods tijd en gelegenheid. De Griekse woorden chronos en kairos duiden op verschillende soorten tijd. Chronos gaat over een langere periode. Kairos over een bijzonder tijdstip. Het wachten is dus chronos. De uitstorting van de Heilige Geest is kairos.
Eerst zullen ze de Heilige Geest krijgen en dan pas getuigen, in die volgorde. Eerst Jeruzalem, dan Judea en vervolgens de grotere kring van Samaria en de hele wereld.
Het is 40 dagen na Pasen. 40 Staat in de Bijbel voor voorbereiding. Denk maar aan het volk Israël dat 40 jaar in de woestijn leefde voor zij het beloofde land binnentrokken.
Zo keert Jezus op een wolk terug naar het hemelse Jeruzalem, engelen wijzen op de wederkomst. Dan begint het wachten, het is een bijzondere groep mensen die daar zit: eenvoudige vissers, een voormalig belastingambtenaar, enkele vrouwen, en familie. Dit had geen mens kunnen bedenken, maar ze bidden eensgezind.
Lezen: Hand. 1:4-14
Vraag: In hoeverre verwacht jij de wederkomst van Christus?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank de Heere dat Hij in de hemel is en voor ons bidt.
- Bid dat Hij spoedig terug zal komen en recht zal zetten wat nu in ons leven, de maatschappij en de wereld, scheef is gegroeid.
Zingen: WK 185:1 en 2
Vers 1: Al heeft Hij ons verlaten
Vers 2: Al is Hij opgenomen
Vrijdag 19 mei
We zien dat Petrus verder op de proef wordt gesteld als het gaat over rein en onrein. Verblijven in het huis van een onreine Jood – Simon de leerlooier – dat gaat nog. In een visioen vanuit de hemel moet Petrus echter zelfs onreine dieren eten (zie Lev. 11). Voor een Jood onbestaanbaar! Petrus krijgt driemaal dezelfde opdracht. God meent het echt. Petrus denkt nog na over het visioen, als drie knechten van de godvrezende Romein Cornelius hem komen halen. Petrus mag zien dat het evangelie niet alleen voor de Jood is, maar ook voor de heiden. Het geeft hem vrijmoedigheid om in het huis van Cornelius te verblijven. Het is een vol huis. Cornelius heeft allen die hem lief zijn erbij gehaald.
Petrus wordt uitgenodigd om eveneens het evangelie te delen. Zijn preek is nog niet klaar of de Heilige Geest komt over allen. God wordt grootgemaakt in allerlei talen en door allerlei mensen: besneden en onbesneden. Daarop volgt de doop.
Lezen: Hand. 10
Vraag: Hoe deel jij het Evangelie met je familie?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat Hij de scheidslijn tussen Jood en heiden heeft opgeheven door Jezus Christus.
- Bid dat ook jij in je familie de ruimte zult krijgen én nemen om over het Evangelie te spreken.
Zingen: Psalm 51:4
Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel,
Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen.
Was mij geheel, zo zal ik witter wezen,
Dan sneeuw, die vers op ’t aardrijk nederviel.
Ai, geef mij weer gewenste zielevreugd;
Laat uit Uw mond mij stof tot blijdschap horen;
Zo wordt opnieuw ’t verbrijzeld hart verheugd,
En in mijn geest de ware rust herboren.
Zaterdag 20 mei
De apostelen en broeders in Judea horen er vanop dat Petrus met heidenen gegeten heeft. Ze zijn geschokt! Een deel van de gelovigen dacht dat het evangelie alleen voor de Joden zou zijn. Stefanus had al laten zien dat de wet, het land en de tempel – Joodse speerpunten – door de Messias in een ander daglicht komen te staan. Filippus ook, hij ging naar half-Joodse mensen: de Samaritanen. Maar Petrus gaat nog verder: eten met een heiden in diens huis!
Mooi dat Petrus de ruimte krijgt om de feiten weer te geven en zijn gedrag toe te lichten. ‘Als God heidenen accepteert, dan moet ik dat ook doen. Ik kan toch God niet tegenhouden?’ De luisteraars zijn gerustgesteld en loven God omdat ook de heidenen in het heil van Jezus Christus mogen delen.
Lezen: Hand. 11:1-18
Vraag: Petrus liet zich door de Heere corrigeren betreffende zijn visie op de heidenen. In hoeverre laat jij je corrigeren door het Woord van God?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank de Heere dat er gemeenten zijn met broeders en zusters, om samen de wil van God te zoeken.
- Bid voor het Joodse volk, dat het de Messias mag erkennen en ‘omhelzen’.
Zingen: OTH 380:1,2 en 3
Week 4 - Het evangelie reist verder
De schrik zit er goed in door de steniging van Stefanus. De vervolging daarna door Saulus, doet de Joodse gelovigen naar allerlei streken vluchten, waar zij vervolgens het Evangelie brengen. Een oude spreuk zegt: ‘Het bloed der martelaren is het zaad der kerk.’ Dat zie je hier, juist de vervolging wordt een middel om het Evangelie verder te brengen. Het komt terecht in Fenicië, 65 kilometer boven Caesarea, een gebied van 240 kilometer langs de Middellandse Zee – Antiochië ligt daar weer boven -, In Cyprus, 400 kilometer van Jeruzalem en alleen per boot bereikbaar, en zelfs in Cyrene in Noord-Afrika, op 1600 kilometer van Jeruzalem! Bedenk dat je heel wat dagen nodig hebt om die reis per voet, kameel, of met koets en paarden af te leggen. Toch is het Evangelie daar al beland, want helemaal vanuit Cyprus en Cyrene komen mannen het Evangelie brengen in Antiochië.
De Heere zegent hun arbeid en velen komen tot geloof. Dat is bijzonder. Antiochië was een bruisende wereldstad met een half miljoen inwoners. Het was de derde stad in het Romeinse Rijk, na Rome en Alexandrië en stond bekend als handelscentrum. De inwoners ervan kwamen uit allerlei landen en culturen, en brachten hun eigen godsdiensten mee. Ook kon je in deze stad je overgeven aan allerlei seksuele uitspattingen. Niet voor niets zal Barnabas later de gemeente hartelijk aansporen om dicht bij de Heere te blijven leven.
In de gemeente zijn naast Joden ook Griekssprekende gelovigen – heidenen van oorsprong – aanwezig. Het is de eerste niet-Joodse gemeente. De gemeente groeit enorm, ondanks de taalbarrière! Het gerucht bereikt Jeruzalem. Barnabas wordt gestuurd om poolshoogte te nemen: gaat het echt goed in Antiochië? Mooi dat de eerste gemeente in Jeruzalem zorg wil dragen voor een jonge gemeente. Barnabas is verheugd als hij ziet hoe God aan het werk is. Kijk eens wat er van Barnabas wordt gezegd!
Paulus woont intussen veilig in Tarsus, links boven Antiochië. Barnabas haalt hem op, om samen aan die groeiende, jonge gemeente in Antiochië leiding te geven. Het is deze gemeente die op haar beurt de geteisterde gemeente in Jeruzalem helpt, in de hongersnood die er is als gevolg van jarenlange droogte.
Zondag 21 mei
In Antiochië worden de gelovigen voor het eerst christenen genoemd. In zo’n smeltkroes van allerlei culturen kan het handig zijn om mensen te ‘etiketteren’. Bijzonder dat de stadsbewoners hen ‘christenen’ noemen. Daar klinkt de naam van Christus in door.
Lezen: Hand. 11:19-30
Vraag: Wat kun jij leren van kerken in andere landen of van andere culturen?
Gebed: Heere, wij danken U dat U de schepper bent van zoveel verschillende mensen. U laat ons met deze geschiedenis zien dat we elkaar nodig hebben. Ons land zendt zendelingen uit, maar andere landen sturen zendelingen naar ons land. Overal is Uw goede, blijde boodschap nodig. Helpt U ons om verder te kijken dan onze eigen gemeente. Helpt U ons om te delen met hen die het minder goed hebben. Zegent U de organisaties die hulp willen bieden aan christenen wereldwijd. Om Jezus’ wil. Amen
Zingen: WK 377:1-7
Vers 1: Gezalfde, Christus, hoge Naam
Vers 2: Tot hoogste Leraar en Profeet
Vers 3: Tot Hogepriester, Hij alleen
Vers 4: Tot eeuwige Koning, Hij regeert
Vers 5: En in geloof draag ik zijn Naam
Vers 6: Ik mag profeet, getuige zijn
Vers 7: Een koning die hier telkens weer
Maandag 22 mei
De vervolging komt niet alleen van de kant van de Joden, maar ook van koning Herodes Agrippa. Deze Herodes is een kleinzoon van de Herodes (de Grote), die de baby’s in Bethlehem liet vermoorden. Zijn zus Herodias – eerst getrouwd met Filippus en later met haar zwager Herodes Antipas – eiste het hoofd van Johannes de Doper.
De stamboom van de Herodes-clan is ingewikkeld. De vader van Herodes Agrippa was Aristobulus, een halfbroer van Filippus en Herodes Antipas. Ook Filippus en Antipas zijn halfbroers. Herodias trouwt dus met haar ooms.
Om zijn positie te verbeteren zoekt Herodes Agrippa samenwerking met de Joden. Mede daarom vervolgt hij de gelovigen, de Joden zijn er blij mee. Kort en sober staat het er: Herodes doodde Jakobus met het zwaard. Voor hem geen bevrijding zoals bij Petrus, maar onthoofding. Zijn broer Johannes werd verbannen naar Patmos en Petrus wordt gevangengenomen. God ziet echter het lijden van Zijn kinderen, Hij straft Herodes.
Herodes heeft een handelsconflict met Tyrus en Sidon (1e kaartje van de introductie). De steden zijn van Herodes afhankelijk vanwege voedsel, dat uit Galilea komt. Na bemiddeling door Blastus, een kamerheer van Herodes, zal Herodes in een rede de vrede uitspreken. Hij heeft dan een zilverkleurig kleed aan, dat volgens geschiedschrijver Flavius Josefus schittert in de zon. Op het moment dat de trotse Herodes God niet eert, en de menigte Herodus zelf als een god beschouwt, grijpt God in. Een engel slaat Herodus, en hij sterft als hij vierenvijftig is een vreselijk pijnlijke dood. Intussen is het Evangelie springlevend. Het gaat door!
Lezen: Hand. 12:1-3 en 20-25
Vraag: Op welke manieren eer jij de Heere?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor vele voorgangers die ons in de loop der eeuwen het Evangelie gebracht hebben, en voor de voorgangers die het nu brengen.
- Bid voor alle voorgangers die gevangen zitten, en voor hun families.
Zingen: Psalm 56:4 en 5
4. Gij weet, o God, hoe ‘k zwerven moet op aard’;
Mijn tranen hebt G’ in Uwe fles vergaard;
Is hun getal niet in Uw boek bewaard,
Niet op Uw rol geschreven?
Gewis, dan zal mijn wreev’le vijand beven,
En, als ik roep, straks rugwaarts zijn gedreven.
Dit weet ik vast: God zal mij nooit begeven;
Niets maakt mijn ziel vervaard.
5. Ik roem in God; ik prijs ‘t onfeilbaar woord;
Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord;
‘k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord;
Wat sterv’ling zou mij schenden?
Ik heb beloofd, wanneer G’ in mijn ellenden
Mij bijstand boodt, en ‘t onheil af zoudt wenden,
Tot U, o God, mijn lofzang op te zenden,
Door ijver aangespoord.
Dinsdag 23 mei
Petrus wordt gevangengenomen met het doel hem na Pasen na een showproces te veroordelen. Met Pesach zijn er immers veel mensen in de stad en zal Herodes zijn macht aan meer mensen kunnen laten zien. Daar waar een engel Herodes slaat met een dodelijke ziekte, is hier een engel die licht brengt en Petrus verlost uit de gevangenis. De bewakers die hem hadden moeten bewaken, worden gedood. Petrus gaat naar het huis van Maria, een nicht van Barnabas en de moeder van Johannes Markus, de schrijver van het Bijbelboek Markus. Maria stelde haar huis vaak open voor de discipelen, mogelijk heeft in haar huis het Heilig Avondmaal plaatsgevonden.
Lezen: Hand. 12:3-39
Vraag: Hoe gastvrij ben jij?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank de Heere voor Zijn engelen die Zijn wil volbrengen.
- Bid om wegen om met jouw gaven in het Koninkrijk van God te dienen.
Zingen: Psalm 91:1 en 5
Woensdag 24 mei
We keren terug naar Antiochië. Daar leggen inmiddels verschillende mensen, onder wie Barnabas en Saulus, het Woord van God uit. De anderen zijn: Simeon Niger – wat zwart betekent – en Lucius van Cyrene, beiden afkomstig uit Afrika. Ook Manahen is er bij, een man uit de hogere kringen, die is opgegroeid met Herodes.
Ze dienen elkaar, bidden, vasten en zegenen. Barnabas en Saulus worden door de Heilige Geest geroepen om verder te trekken naar Cyprus, waar Barnabas vandaan komt.
Ze gaan eerst naar de synagogen en daarna naar de stadhouder: een verstandige, maar ook bijgelovige man, bij wie een tovenaar in dienst is. De stadhouder is benieuwd naar het Evangelie. We lezen niet of er iemand tot geloof komt.
Lezen: Hand. 13:1-12
Vraag: In hoeverre heeft vasten een plaats in jouw leven?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat het evangelie voor alle lagen van de bevolking is.
- Bid dat de Heere aan Zijn eer komt op werkvloeren, kantoren en paleizen.
Zingen: WK 232:1-6
Donderdag 25 mei
De reis gaat verder, maar Johannes Markus gaat terug naar Jeruzalem. Had hij heimwee, was hij ziek, had hij andere plannen? We weten het niet. Paulus is in ieder geval teleurgesteld. Barnabas en hij krijgen ruzie over het wel of niet meenemen van Johannes Markus op een volgende reis (Hand. 15:37-40). Paulus kan Johannes Markus later wel waarderen, hij noemt hem dan een waardevolle hulp (2 Tim. 4:11) en medewerker (Kol. 4:10 en Filémon 24).
Paulus en Barnabas trekken naar Perge en Antiochië in Pysidië. Ook hier is de lijn: eerst naar de Joden in de synagogen, daarna naar de heidenen.
Lezen: Hand. 13:13-47
Vraag: Welke tekst in de rede van Paulus springt er voor jou uit?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God voor zoveel mensen die in stilte en op de achtergrond dienen in het Koninkrijk van God.
- Bid dat we in het koninkrijk van God op aarde al rekening zullen houden met ieders grenzen.
- Bid dat we elkaar niet zullen veroordelen.
- Bid dat ruzies geen vat krijgen op onze gemeenten.
Zingen: WK 455:1,2,3 en 4
Vrijdag 26 mei
Vreugde en vluchten kunnen hand in hand gaan. Heidenen komen tot geloof, Joden jagen Paulus en Barnabas weg. We lezen dat ze vervuld blijven met vreugde en de Heilige Geest. Samen gaan ze opnieuw een synagoge in, nu in Ikonium. Na de nare ervaringen in Antiochië zou je kunnen zeggen: ‘De synagoge slaan we maar over.’ Toch gaan ze eerst naar de Joden. Het is troostvol om samen opnieuw een synagoge binnen te gaan. Hier komen ook Joden tot geloof. Daarop volgt opnieuw tegenstand, van andere Joden en ook van de heidenen. Ze vluchten naar Lystre. ’t Kan verkeren: eerst ben je een paria, dan een godenzoon. De genezing van een kreupele man leidt namelijk tot verering van de apostelen, iets wat ze niet willen. Ze worden vergeleken met Griekse goden, de dieren liggen al klaar om aan hen geofferd te worden …
Wat zit hier achter? In de Griekse mythologie bezochten de goden Zeus en Hermes Phrygië (zie het kaartje), in mensengedaanten. Ze werden niet gastvrij onthaald, behalve door het arme echtpaar Philemon en Baucis. Zij werden rijkelijk beloond, de rest van de streek echter werd gestraft met een vloed, zodat de huizen wegspoelden.
De mensen in Lystre kenden deze mythe, en dachten: dat zal ons niet gebeuren, we zullen Paulus en Barnabas alle eer bewijzen en offers brengen.
Lezen: Hand. 13:48-14:18
Vraag: Welke afgoden zie jij in deze tijd?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank voor de volharding van zendingswerkers om het evangelie te brengen waar tegenstand is.
- Bid voor mensen die gevangen zitten in de aanbidding van aardse afgoden. Bid dat zij de God der goden mogen leren kennen.
Zingen: Psalm 97:4 en 6
4. Dat ieder schaamrood zij,
Die, onbeschroomd en vrij,
Een beeld durft eer bewijzen
En nietig’ afgoôn prijzen,
Den waren God ten hoon.
Knielt voor Hem, al gij goôn!
Zwicht voor den Opperheer;
Buigt u met ootmoed neer
Voor Zijn geduchten troon.
6. Beminnaars van den HEER,
Verbreiders van Zijn eer,
Hoopt steeds op Zijn genade,
En haat altoos het kwade.
Hij, die in tegenspoed
Zijn gunstgenoten hoedt,
Verleent hun onderstand,
En redt z’ uit ‘s bozen hand,
Die op hun onschuld woedt.
Zaterdag 27 mei
De achtervolging is ingezet, Joden uit Antiochië en Ikonium hitsen de menigte op. Paulus wordt gestenigd, hij lijkt dood. Ze slepen hem de stad uit, waar hij blijft liggen tot discipelen hem omringen. Moest Paulus niet bijkomen? Was het gevaar te groot? God herstelt hem zodanig dat hij met Barnabas de andere dag al naar Derbe kan reizen.
Je zou denken: nu naar huis, zij nemen echter dezelfde route terug. Ze laten de nieuwe gelovigen niet in de steek, maar steken hen een hart onder de riem. De nieuwe gemeenten hadden met tegenstand en laster te maken. Misschien zijn Paulus en Barnabas vermomd gaan reizen of ’s nachts, om niet herkend te worden. Wat zullen de gemeenten bemoedigd zijn door de terugkomst van de apostelen! Paulus en Barnabas dragen ze zorg voor hen door ouderlingen in te stellen als leiders van de gemeente. Vertellen ze als ze terug zijn in Antiochië over de vervolging en de steniging? Nee, ze getuigen van de grote dingen die God heeft gedaan en vertellen dat de deur van het geloof ook voor heidenen geopend is. Wat zal de gemeente van Antiochië blij zijn geweest! Met dit zendingsverlof eindigt de eerste zendingsreis van Paulus.
Lezen: Hand. 14:19-28
Vraag: Wie kun jij de komende week bemoedigen in het geloof?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank dat ook wij via zendelingen mogen horen over wat God doet in andere landen.
- Bid voor zendingswerkers die op verlof zijn. Dat zij nieuwe krachten mogen ontvangen.
- Bid dat zij hun teleurstellingen met anderen kunnen delen en dat er zorg voor hen is.
Zingen: WK 441:1, 2, 3 en 4
Week 5 - Pinksteren
Pinksteren was één van de grote feesten in Israël, naast het Loofhuttenfeest en Pesach. Met Pinksteren werd de graanoogst gevierd, en de wetgeving op de Sinaï herdacht. Juist op dit feest stort God Zijn Heilige Geest uit, op deze manier schrijft Hij Zijn wet in de harten van mensen.
In Handelingen 2:1-13 gaat het vijfmaal over spreken en driemaal over horen. Paulus zal later schrijven dat het geloof uit het gehoor is (Rom. 10:17). Daarom is het belangrijk dat het Woord verkondigd wordt, of het nu Kerstnacht, Paasmorgen of Pinksterdag is.
In Jeruzalem zijn op die Pinksterdag mensen uit allerlei landen aanwezig, veelal Joden en proselieten – tot het Jodendom bekeerde heidenen -, die godvrezend worden genoemd. (Hand. 2:5 en 10). Er waren dus gelovige mensen op het tempelplein. Ze woonden buiten Israël, waren in een ander land geboren, of hadden jaren ergens anders gewerkt en gewoond. Denk hierbij aan ouderen die voor hun oude dag teruggekeerd waren naar Israël of volwassenen die speciaal voor dit feest naar Jeruzalem kwamen. Ook waren er Romeinen die tijdelijk in Israël woonden. Lukas beschrijft uit welke landen ze afkomstig zijn.
Het noorden
Lukas richt de blik naar het noorden en ziet inwoners van Cappadocië, Pontus, Asia, Frygië en Pamfylië, in het kaartje hieronder te vinden.
Het oosten
De hoorders uit het oosten zijn Parthen, Meden, Elamieten en inwoners van Mesopotamië. Op dit kaartje zie je rechts Parthia, daaronder Medië en daarnaast (links) Mesopotamië.
Hieronder zie je waar de Elamieten zich bevonden: rondom de stad Susa.
Het zuiden
De mensen uit Egypte en Libië komen vanuit het zuiden.
Het westen
De Romeinen en de inwoners van het eiland Kreta komen vanuit het westen.
Lukas laat met deze vier windstreken zien dat God de hele wereld op het oog heeft en voor iedereen een boodschap heeft. Hij doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt. Er staat niet dat iedereen tot geloof kwam, maar de nadruk valt hier op God, Die uit allerlei volken mensen roept. Het gaat daarbij om Joden èn heidenen. Er is ondanks verscheidenheid in talen, toch eenheid: God bereikt mensen met Zijn Woord in hun eigen taal.
Zondag 28 mei: Eerste Pinksterdag
De eensgezindheid van Hemelvaart zien we op deze dag ook terug. Allen – zo’n 120 mensen (1:15) – ontvangen de Heilige Geest, vergezeld door wind en vuur. De Geest leidt hen in het spreken van een andere taal. Zo horen allerlei mensen over Gods grote werken.
Lezen: Hand. 2:1-13
Vraag: Van welk werk van God ben jij het meest onder de indruk?
Gebed: Vader in de hemel, dank U wel dat we vandaag het Pinksterfeest mogen gedenken en vieren. Wat is het rijk dat Uw Geest wil wonen in ieders hart. We danken U dat U Babel te gronde heeft gericht, voor U is er geen taalbarrière.
Zegent U het werk van zendelingen en Bijbelvertalers, zodat volken en stammen die nog niet van het Evangelie gehoord hebben, ook bereikt worden.
Helpt U ons om Uw Woord serieus te nemen en er telkens goed naar te luisteren, zodat U in ons leven vruchten ziet van geloof en bekering. Dat bidden wij U, om Jezus’ wil.
Zingen: OTH 137
Heilige Geest van God, adem in ons midden
Maandag 29 mei: Tweede Pinksterdag
Petrus kende zijn Bijbel, in zijn toespraken vind je veel Bijbelteksten uit het Oude Testament. Vandaag zien we dat hij de profeet Joël citeert. Niet alles van Joël gaat in vervulling, de zon werd bijvoorbeeld niet verduisterd. Het gaat hier echter over ‘het laatste der dagen’, de tijd tussen Pinksteren en de Wederkomst. Het gaat Petrus erom dat iedereen de Heilige Geest kan ontvangen. Dat is voor de Joden revolutionair: zij denken dat de Heilige Geest er alleen voor Israël is. Ook voor de Romeinen is het ongehoord dat het voor iedereen is, in hun systemen wordt verschil gemaakt tussen rijk en arm, man en vrouw. Dingen zijn daarom zelden voor iedereen.
Lezen: Hand. 2:14-21
Vraag: Hoe merk jij zelf de leiding van de Heilige Geest?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat Hij de Schepper is van alle mensen, en ook alle mensen Zijn Geest gunt.
- Bid dat de Heilige Geest niet wordt weerstaan of uitgeblust, maar ruim baan krijgt.
Zingen: WK 35:4-9
Vers 4: Daarna doet God de hoge hemel open
Vers 5: Die Geest geeft ’s Heren woord in kindermonden
Vers 6: Ja ook op wie de vrijheid niet genieten
Vers 7: Zij zullen allen op de dag des Heren
Vers 8: De geestesstorm zal door de wereld varen
Vers 9: En allen die naar ’s Heren wegen vragen
Dinsdag 30 mei
In dit gedeelte citeert Petrus meerdere keren David, met verzen uit de psalmen 16 en 110, als bewijs voor de opstanding van Christus en het zitten aan de rechterhand van de Vader. Veel toehoorders waren 50 dagen daarvoor ook in Jeruzalem en hebben vast de geruchten gehoord over de opstanding van Jezus. Nu horen ze een ooggetuige spreken.
Lezen: Hand. 2:22-36
Vraag: Wat betekent de opstanding van Jezus Christus voor jou? (Zie ook de Heidelberger Catechismus zondag 17).
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat we Bijbels hebben en zoveel beloften kunnen vinden in het Oude en Nieuwe Testament. Dank voor de doorgaande lijn van het ene naar het andere Testament.
- Bid om bemoediging voor het dagelijks leven, door de opstanding van onze Heere.
Zingen: Psalm 16:4, 5 en 6
4. Ik zal den HEER, die mij getrouwen raad
Gegeven heeft, met psalmgezangen prijzen,
Daar ‘t Godd’lijk licht mij toestraalt vroeg en laat,
Mijn nieren zelfs bij nacht mij onderwijzen.
Ik stel dien HEER gedurig mij voor ogen;
Zijn rechterhand zal nooit mijn val gedogen.
5. Daarom heeft zich mijn kwijnend hart verblijd;
Mijn tong, mijn eer, zingt Godgewijde tonen;
Ook zal mijn vlees, thans afgesloofd, ten spijt
Des vijands, in den grafkuil zeker wonen.
Gij zult mijn ziel niet in de hel vergeten;
Uw heil’ge zal van geen verderving weten.
6. Gij maakt eerlang mij ‘t levenspad bekend,
Waarvan, in druk, ‘t vooruitzicht mij verheugde;
Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend,
Schenkt mij in ‘t kort verzadiging van vreugde;
De lieflijkheên van ‘t zalig hemelleven
Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.
Woensdag 31 mei
De hoorders zijn diep getroffen en vragen wat ze moeten doen, nu ze Jezus hebben gekruisigd. Ze staan er verslagen bij en hebben berouw. Ook voor hen is er gelukkig een nieuw begin mogelijk! Petrus heeft dat zelf ook ervaren in zijn leven, daarom mag hij wijzen op vergeving. Leven met Christus betekent bekering: een afkeer hebben van zonde, en in je hele levenswandel Christus volgen. Daar hoort de doop bij, het teken van afwassing van zonden en opstaan in een nieuw leven. 3000 mensen geloven verheugd dit woord, en laten zich dopen. Zo ontstaat de eerste gemeente. Lukas vat de kenmerken van deze gemeente voor ons samen, hij legt de nadruk op volharding: niet snel ergens mee stoppen, maar volhouden.
De gemeente volhardt in:
- de leer van het geloof;
- verbinding met elkaar;
- het breken van brood, dit kan wijzen op het Heilig Avondmaal, maar ook op ‘agape’ maaltijden: liefdemaaltijden waarbij men zorg en aandacht had voor elkaar;
- de gebeden;
Het volharding heeft de volgende gevolgen:
- De apostelen kunnen wonderen en tekenen verrichten (vers 43).
- De gemeente blijft elkaar opzoeken (vers 44).
- De gemeente geeft royaal aan elkaar en deelt bezittingen (vers 45).
- De gemeente komt samen in de tempel en eet samen (vers 46).
- De gemeente eert en prijst God (vers 47).
Lezen: Hand 2:37-47
Vraag: Hoe volhardend ben jij en op welke gebieden ben jij volhardend?
Gebeds- of dankpunten:
- Dank God dat Hij ons -ook voor onze gemeente- laat zien waar de eerste gemeente de nadruk op legt.
- Bid dat ook jouw gemeente de juiste richtingen zal kiezen.
Zingen: Psalm 133:1, 2 en 3
1. Ai ziet, hoe goed, hoe lief’lijk is ‘t, dat zonen
Van ‘t zelfde huis, als broeders, samen wonen,
Daar ‘t liefdevuur niet wordt verdoofd;
‘t Is als de zalf op ‘s Hogepriesters hoofd,
De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,
Die door haar reuk het hart verblijdt.
2. Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen,
Als d’ olie, die, van Arons hoofd gedropen,
Zijn baard en klederzoom doortrekt;
Z’ is als de dauw, die Hermons kruin bedekt,
Die Sions top met vruchtbaar vocht besproeit,
En op zijn bergen nedervloeit.
3. Waar liefde woont, gebiedt de HEER den zegen:
Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen,
En ‘t leven tot in eeuwigheid.